Kloof
“Mijn ouders wensen me nog steeds Gods zegen toe met kerst en verjaardagen. Ze kunnen misschien ook wel niet anders. Elke andere wens zou waarschijnlijk goedkoop voelen en slechts een slap aftreksel zijn van wat ze werkelijk bedoelen. Dus ik laat ze maar. Maar het zegt mij niks. En eerlijk gezegd kwetst het me zelfs dat ze zo star vanuit hun eigen taal en wereld mij blijven tegemoet treden. Ze weten inmiddels toch dat ik niet meer deel uitmaak van deze wereld!? Het is alsof ze mijn nieuwe identiteit ontkennen. Dat doet pijn.”
(‘Afvallige’ die anoniem wenst te blijven, met toestemming hier geplaatst)
De pijn is herkenbaar. En uit de vele mails die ik ontvangen heb, weet ik dat dit niet alleen voor mij herkenbaar is, maar dat hier een pijn verwoordt wordt die diep leeft in de harten van veel ‘afvalligen’. Het lijkt wel alsof er een onoverkomelijke kloof is gekomen tussen de wereld van de gelovige ouders en het ‘afvallige’ kind.
Ik voel de pijn door de enorme afstand tussen deze twee werelden. Waar de gesproken woorden in de ene wereld de grootste liefde betekenen, betekenen diezelfde woorden in de andere wereld niets of misschien zelfs iets respectloos. Twee verhalen die naast elkaar blijven bestaan. Beide verhalen met evenveel bestaansrecht. Beide verhalen met een kern van onrecht om wat door de ander niet gewaardeerd kan worden. En om goede bedoelingen die vaak niet als zodanig worden opgemerkt.
Schuldig
Er zit iets ‘onderdanigs’ in de dogmatiek van de bijbelse leer. Een ‘onderdanigheid’ die veel ‘afvallige’ kinderen ook bij hun ouders terugvinden. Gelovige ouders zijn vaak gewend aan een extern gezag en laten de (juiste verklaring van de) bijbel en de dominee(s) vertellen hoe zij volgens God zouden moeten leven. Gehoorzaamheid en volgzaamheid zijn belangrijke kernwoorden in de levenshouding van veel gelovige ouders.
Vanuit die optiek bezien, is het ‘afvallige’ kind vooral een ongehoorzaam kind.
Dit kan tot gevolg hebben dat het ‘afvallige’ kind een zekere schuld op zich gelegd krijgt. De kloof die ontstaan is tussen de gelovige ouders en het ‘afvallige’ kind wordt vaak ervaren als was dit voor 100% de schuld van het kind. Immers, was het kind niet ongehoorzaam geweest, was de kloof er niet geweest.
Het ‘afvallige’ kind voelt zich hier zelf ook maar al te vaak (want is immers ook in een leer van ‘schuld’ opgevoed!) voor de volle 100% schuldig aan. Toch voelt dit ergens vaak ook niet goed. Het opgelegde schuldgevoel kan tot gevolg hebben dat het kind in opstand komt, waar vaak geen gehoor voor gevonden wordt, waarna het kind soms uiteindelijk in volledige onmacht besluit dat het tot een breuk met de gelovige ouders moet komen. En soms zijn het de gelovige ouders die tot het besluit van een breuk komen. bv Als straf op de ongehoorzaamheid of om zichzelf en de andere gezinsleden te beschermen tegen de 'rotte appel'.
Ook kan het zijn dat het kind altijd een zekere onderdanigheid naar de ouders blijft houden en zich in allerlei bochten blijft wringen om de band die zo ‘verziekt’ is toch nog zo goed mogelijk te houden. Uit schuldgevoel en loyaliteit naar de eigen bron. Het kind richt zich dan vooral op de behoeften van de ouders en ‘offert’ zichzelf als het ware op voor de relatie.
Scheef
Uit de vele brieven die ik ontvangen heb, blijkt dat er veel onrecht en onmacht ervaren wordt binnen deze scheve verhoudingen.
Het valt mij op, dat in de relatie gelovige ouder/ongelovig kind dikwijls ook sprake is van nog veel meer verschillen dan alleen het wel of niet ‘gelovig’ zijn. Het ‘afvallige’ kind heeft op de één of andere manier een bepaalde vrijheid verworven in de manier van denken die de gelovige ouders dikwijls vreemd is.
De gelovige ouders, die vaak ‘onderdanig’ en ‘gehoorzaam aan extern gezag’ zijn opgevoed, hebben vaak een veel afwachtender, passiever levenshouding dan het ‘afvallige’ kind. De manier waarop keuzes gemaakt worden verschilt vaak enorm van elkaar. Het ‘afvallige’ kind baseert de keuzes op het eigen inzicht en neemt hiervoor dan ook (uitzonderingen daargelaten) de eigen verantwoordelijkheid, terwijl de gelovige ouders soms hun keuzes ervaren als ‘gehoorzamen’ en daardoor als ‘niet anders kunnen’, waardoor het bij hen soms kan ontbreken aan het opnemen van verantwoordelijkheid voor deze keuzes.
Er ontbreekt bij de gelovige ouders vaak het besef dat ook hùn manier van leven een keuze is. Dat zij daarin niet beter zijn dan hun ‘afvallige’ kind, maar volledig gelijkwaardig. Beiden maakten immers de keuzes die hen het beste leken? Beiden proberen zo goed mogelijk te leven volgens de (aangeleerde of eigen) inzichten die zij op dat moment hebben.
Daarom is de kloof die er tussen hen ontstaan is, niet alleen het gevolg van de keuze van het ‘afvallige’ kind, maar net zo goed van de keuze van de gelovige ouders! De kloof komt niet alleen doordat het kind HIER staat, maar ook doordat de ouders DAAR staan!
Er zit een groot onrecht in het verschil van inzicht betreffende de eigen verantwoordelijkheden. Waar het afvallige kind, dikwijls uit eigen ervaring, begrijpen kan dat de gelovige ouders doen waarvan zij geloven dat goed is, begrijpen de gelovige ouders dit niet altijd van het kind en blijven zij het ‘afvallige’ kind zien als ongehoorzaam.
In die zin zou je met net zoveel recht kunnen zeggen dat de kloof voor 100% komt door het inzicht van de gelovige ouders.
Ook speelt vaak een generatiekloof en verschillende manieren van zorgen een rol. De gelovige ouders hebben zichzelf dikwijls aangeleerd (gekregen) dat je als onderdanig en gehoorzaam mens het beste kunt zwijgen als je het ergens niet mee eens bent. Het ‘afvallige’ kind, dat vaak een stuk minder onderdanig is geworden, wordt niet altijd op prijs gesteld waar het ‘spreken’ betreft en dan vaak met name het spreken over ‘lastige dingen’ zoals gevoelens. Over het algemeen is er in de dogmatische wereld niet/amper plaats voor persoonlijke gevoelens, omdat die er in het licht van ‘gehoorzaamheid’ niet toe zouden doen. Dit geeft ook weer een zekere scheefgroei die maakt dat het ‘afvallige’ kind met de eigen gevoelswereld vaak niet terecht kan bij de gelovige ouders, die deze taal van gevoelens vaak niet begrijpen.
Miskend
Veel verdriet, miskenning en eenzaamheid dus, bij het ‘afvallige’ kind.
Maar ook bij de gelovige ouders. Hun oprechte beleven en hun levenshouding zien zij vaak niet eens als keuze, maar als een gelovig ‘gehoorzamen’ op een roeping waarin zij hun kinderen willen vóórgaan. Er is wellicht geen groter verdriet denkbaar voor een gelovige ouder, dan dat (één van) hun kinderen niet langer meer ‘in de waarheid wandel(t)(en)’.
Een ‘afvallige’ vertelde me dat zijn moeder “was je maar gestorven!” had uitgeroepen, toen zij hoorde dat hij ‘afvallig’ was geworden. In eerste instantie was hij pijnlijk geschokt door deze woorden. Later begreep hij dat zij liever het verdriet om de dood van haar zoon had, dan dat zij moest leven met de angst/wetenschap dat haar zoon straks voor eeuwig zou lijden in de hel. Door haar ‘gelovige’ woorden te vertalen en door een open hart was het hem gelukt om de liefde van zijn moeder te blijven zien.
Dat was zijn manier van een brug bouwen, die overigens niet werd opgemerkt door zijn moeder. Maar haar vertellen hoe haar woorden in eerste instantie gevoelsmatig op hem waren overgekomen was in zijn beleving nutteloos. Omdat zij niks kan met gevoelens.
Dus hij zwijgt en blijft vertalen. Als een miskende bruggenbouwer. Een gevoel dat, getuige de vele mails die ik hierover heb ontvangen, bij veel ‘afvallige’ kinderen leeft.
Liefde
Ik probeer zelf ook altijd te vertalen. En daarom ervaar ik de vurige wensen en gebeden van mijn eigen ouders naast kwetsend ook als diep ontroerend... omdat dit mijn liefhebbende ouders zijn die uit alle macht mij het beste wat ze kennen blijven gunnen en voor wie ik hun geliefde dochter zal blijven, ondanks de totaal verschillende in- en uitzichten die we hebben...
Dat is groots. Dat is hoe gelovige ouders hun liefde laten zien. Een andere manier dan een ‘gelovige’ manier is er bijna niet. Ik heb nog geen voorbeelden gehoord van ouders die het lukt om ‘neutraal’ te spreken met hun kinderen. Zo praten ze nou eenmaal niet en het geloof zit in elke vezel van hun wezen. Als ik daartegen in opstand kom, kom ik in opstand tegen wie mijn ouders ten diepste zijn. Dat wil ik niet. Ik accepteer mijn ouders op de manier zoals ik zelf ook geaccepteerd zou willen worden en voor zover dit in mijn vermogen ligt.
Ik ga ervan uit, en merk dit ook, dat mijn ouders datzelfde doen met mij.
Verdriet
Ook al hebben ze intens verdriet. Net als ikzelf. Want de vanzelfsprekende verbondenheid die we vroeger hadden, vóórdat ik ‘afvallig’ werd, is iets dat we beiden missen. Maar we doen allemaal wat we moeten doen. We doen waar we in geloven. We maken de keuzes waar we in geloven. En dit zijn de consequenties van de keuzes die we alledrie maakten. Immers, het verdriet komt niet alleen doordat ìk een andere weg ging dan die van hun. Het komt óók doordat mijn ouders ervoor kozen om dezelfde weg te bewandelen als hùn ouders en mij op die weg hebben leren lopen. Zij deden wat ze dachten dat goed was. En ik doe dat ook.
Volledig verschillende belevingswerelden waartussen geen brug lijkt te bestaan.
Zij zouden willen dat ik DAAR was en ik zou willen dat zij HIER waren.
Maar dat is niet zo.
We staan aan de oever en kijken naar elkaar uit.