Schweitzer schreef:
Wat betreft de datering. Je zegt dat de feiten spreken, maar vervolgens kom je met een vermoeden: als... dan. Ignatius kan goede redenen gehad hebben om geen verhalen over Jezus te vertellen. Hij schrijft brieven aan verschillende gemeenten met vermaning en troost, onderweg naar zijn dood. Dat is toch geen goede gelegenheid om verhalen te vertellen?
Dat is de steevaste tegenwerping die men te horen krijgt. Het zelfde wordt opgemerkt wanneer het over Paulus en de andere apostolische brieven gaat, die ook al niets over Jezus weten te vertellen.
Hoe sterk is zo'n argument, wanneer je de lijst van christelijke literatuur waar niets over Jezus staat ziet groeien en groeien? Waar is de historische Jezus in de Didache, de Herder van Hermas?, In Clement enz enz enz. Ze hebben eenvoudig geen weet van een historische Jezus. Dit ligt veel meer voor de hand dan te moeten geloven dat ze toevallig of om bepaalde redenen allemaal niets over Jezus wisten te vertellen. Het is voor mij zo'n sterk argument voor het niet-bestaan van Jezus dat ik voor die hypothese gezwicht ben. Voor mij staat het als een paal boven water dat als er een historische Jezus bestaan heeft die overeenkomt met wat de evangeliën ons willen wijsmaken, dan zou de gehele vroege literatuur van christenen bol moeten staan over die persoon. Dan zouden we juist veel méér moeten tegenkomen dan we enkel in een paar evangeliën te horen krijgen. In plaats daarvan is er sprake van een ijzig omgekeerde wereld. Ik vind dit de meest fascinerende zaak in de christelijke theologie. Voor mij zijn de evangeliën opgemaakte verhalen van a tot z.
De reden waarom deze apostolische vader (en anderen met hem, bijv. de Joh. brieven) benadrukt dat Christus 'in het vlees' gekomen is, is juist omdat er steeds meer de tendens kwam om Jezus te vergeestelijken als een goddelijke figuur.
Dat is uiteraard de traditionele uitleg. Maar indien je Doherty gaat lezen, dan wordt dit argument eenvoudig omgedraaid:
omdat er steeds meer een tendens in het christelijk geloof kwam om Jezus te veraartsen. Het christelijk geloof
begon juist als een mysteriereligie, en Ignatius was één van de eersten die opvattingen van letterlijke geschiedenis had.
Je vergeet bovendien dat Papias rond 130 nC Marcus en Matteüs noemt. Het is niet helemaal duidelijk op welke geschriften hij doelt, maar iig verbindt hij Marcus en Matteüs met schriftelijke documenten.
In geen geval vergeet ik dat, want ik probeer deze zaak al jarenlang uit te zoeken.
Het verhaal van Papias is eenvoudig onwaar. Hij vertelt ten eerst dat Matteüs oorspronkelijk in het hebreeuws was geschreven. Dit kan onmogelijk waar zijn, omdat Matteüs grote delen van Marcus kopieert.
Hij wil ons vervolgens laten geloven dat het om een apostel gaat die schreef. Alweer kan het niet om het evangelie gaan van Mattheüs, alweer om dezelfde reden: aan apostel zou eerstehands verlagen geven, en niet Marcus kopiëren.
Het is natuurlijk mogelijk dat Papias het eenvoudig over een ander, verloren gegaan geschrift heeft.
Maar in ieder geval heeft het niets met ons evangelie van Matteüs te maken.
Er komt in deze zaak nog iets bij kijken: er zijn geen oorspronkelijke geschriften van Papias. Alles wat we weten komt via Eusebius. En met Eusebius is het niet altijd pluis, zoals je waarschijnlijk wel gelezen hebt. Sommige theologen zien zelfs de verhalen over Papias als door Eusebius verzonnen om een bepaalde lering ingang te doen vinden. Dit is niet onmogelijk.
Waarom accepteer je trouwens wel dat Ignatius brieven van Paulus citeert? Misschien zijn zijn brieven ook wel veel latere ficties, gebouwd op citaten uit de apostolische vaders.
Ik kom in zijn brief aan de Efeziërs deze tekst tegen, sorry, ik beschik enkel over de tekst in het engels:
Ye are the passage of those that are killed for God; the companions of Paul in the mysteries of the gospel. The holy, the martyr, the deservedly most happy Paul, at whose feet I may be found, when I shall have attained unto God, who throughout all his epistle, makes mention of you in Jesus Christ.
Ik maak hieruit op dat hij beschikking had over een brief van Paulus, of in ieder geval op de hoogte was van een brief van Paulus. Dit lijkt me duidelijk uit deze tekst.
Als hij zo zou schrijven over 'het evangelie van Marcus' (om maar wat te noemen), zou ik uiteraard geloven dat er een evangelie geschreven was waar hij weet van had. Maar dat doet hij nu net niet. Hoe kan dat? Als we Marcus al op omstreeks het jaar 70 moeten dateren en het dus allang in omloop was?
Wat betreft Ignatius bestaan er brieven die valselijk (later en door anderen) geschreven zijn, maar ik heb begrepen dat er zes als authentiek worden beschouwd. Ik heb deze zaak nooit verder nageplozen, maar aangezien de christelijke traditie uitblinkt in valsheid van geschriften zal ik er niet van opkijken als het ooit nog wordt aangetoond dat ze latere ficties zijn of interpolaties in gemaakt zijn, zoals met Josephus.
Wat betreft de Matteaanse stijl: in het geval van het Onzevader is het veel aannemelijker dat de Didache een secundaire versie is van de Mt-versie. De Did-versie heeft namelijk een liturgische uitbreiding. Dan zie je de lijn van Q naar Mt naar Did lopen. Dat is de meest waarschijnlijke ontwikkeling. De uitbreidingen van Mt ten opzichte van Q zijn typisch in de stijl en de theologie van Mt. In de Did, een liturgisch handboek, vind je dan een liturgische toevoeging.
Eenzelfde verhaal kun je houden over de andere Mt en Lc citaten.
Je overtuiging voor een vroege datering van Matteüs hangt nu enkel nog aan een strohalm. Je argumentering legt wat mij betreft weinig of geen gewicht in de schaal. Je blijft zitten met de onmogelijkheid om de Didache te dateren en de volledige afwezigheid van de historische Jezus in de Didache, veel zwaarwegender zaken om in ogenschouw te nemen.