Natuurlijke theologie, van Paulus tot Wittgenstein
1.a Priori argumenten. Het ontologisch godsbewijs.
Introductie: Citaat van Maarten 't Hart n.a.v. Genesis waarin God steeds ziet "
dat het goed was"
Uit “Wie God verlaat heeft niet te vrezen” -->
Wat is er goed aan al die kale, dorre planeten? Ter wille van wie of wat draaien Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en Pluto al miljarden jaren om de zon? Ter wille van wie of wat cirkelen om de grootste planeten ook nog horden manen? Wat is er ‘goed’ aan de gordel van planetoïden of asteroïden, die zich her en der tussen de planeten ophouden? Wat is de zin van de aanwezigheid van de immense hoeveelheid kometen aan de buitenrand van ons zonnestelsel? Je kunt onmogelijk volhouden dat ons hele zonnestelsel alleen maar geschapen is ter meerdere eer en glorie van die zielige tweebenige stumper die op de aarde rondstapt. Wat hebben wij eraan of er één dan wel tien manen om Jupiter draaien? Of bestaat dat alles ter meerdere eer en glorie van God? Maar wat kan het er voor God toe doen of er één of honderd manen om Neptunus cirkelen?"
Centrale vraag van dit college: Zijn er goede gronden (openbaringen, wonderen of rationele redenen) een geloofstraditie aan te hangen? Openbaringen en wonderen zijn reeds besproken.
Rationele redenen worden nu bekeken.
De bijbel zelf (Romeinen 1 vers 20) geeft natuurlijk al aan dat de natuur onderzocht moet worden. Het bestaan van God zou hieruit immers af te leiden zijn! Philipse behandelt dan
die argumenten die de meeste kans op succes hebben.
(
Noot: Je hebt vele godsbegrippen en argumenten voor het bestaan van
een god en deze moet je goed onderscheiden van elkaar. Het type argument is dan nogal beslissend voor de een of andere god. Het ontologisch argument b.v. wijst al richting een bepaald type god. Ook de
weddenschap van Pascal blijkt al een bepaald type god te vooronderstellen en dit wordt later ook uitgelegd. Je moet eerst definiëren wat voor type god je je voorstelt om vervolgens argumenten te kunnen geven dat die god bestaat.
Een gods-definitie is dus essentieel! Een rationeel theoloog zal eerst een duidelijk consistent godsbegrip moeten opstellen (Denk maar aan het consistentie probleem van het kwaad).
Pas dan, als je een consistent godsbegrip hebt, kun je kijken naar de godsbewijzen!
Eerste Soort argumentatie is
a priori bewijs: Dit maakt geen gebruik van empirische gegevens, zoals het ontologisch godsbewijs dat wel doet.
en de tweede soort:
a posteriori bewijzen die gebruik maken van de ervaring of empirie zoals kosmologisch, teleologisch bewijs, of bewijs ter verklaring van bewustzijn, maar ook de religieuze ervaringen.
a Priori bewijzen:
Het ontologische godsbewijs van
Anselmus:
Anselmus vooronderstelt al een godsbestaan. Er moet dan een godsbegrip gedefinieerd zijn en deze luidt:
aliquid quo nihil maius cogitari possit of wel: “God is datgene dan hetwelk niets groters denkbaar is” en deze god sluit al aan bij de christelijke filosofische traditie. De dwaas van psalm 14 vers 1 vervolgens die het bestaan van God ontkent kan dit alleen doen als hij dit godsbegrip heeft. Zo zou ook in deze tijd de atheïst dit begrip (van die christelijke God) moeten hebben en zo bestaat God dus (volgens Anselmus)
in de geest. Stel dat God
alleen in de geest bestaat, dan
is er iets groters denkbaar en voldoet het dan niet aan de definitie.
Een bewijs vanuit het ongerijmde dus.
Alvin Plantinga hanteert dit bewijs in zekere zin ook.
Je kunt alleen vanuit een begrip een bestaan in de werkelijkheid natuurlijk niet hardmaken. Is de definitie van Alselmus wel consistent?
Tegenbewijs: "X" is dat natuurlijke getal dan het welke geen groter getal denkbaar is...Onmogelijk dus. Men kan van alles uit begrippen bewijzen als de argumentatie van Anselmus geldig is. De grootst voorstelbare ramp is ook een voorbeeld. Als die ramp alleen in de geest bestaat, kun je je een grotere ramp voorstellen, nl. die ramp die in de werkelijkheid bestaat, DUS bestaat de grootst voorstelbare ramp.
2e Objectie: Hoe interpreteer/definieer je “
bestaan”? Voegt werkelijk bestaan iets toe aan bestaan in de geest? Is “bestaan” een werkelijke (extra)
eigenschap van iets/een object? De theoloog verdedigt dit door te zeggen dat God
noodzakelijkerwijze bestaat maar dan misbruiken we wederom het begrip 'bestaan'.
Als we n.b. zeggen dat iets in de geest bestaat, bedoelen we eigenlijk dat het niet perse in werkelijkheid hoeft te bestaan, maar dat iemand er aan denkt. De verwarring is dan de act van het denken aan iets en de inhoud van die act, b.v. God waarvan je je afvraagt of die bestaat.
Er zijn boeken vol geschreven over dit ontologisch godsbewijs.
Toch bestaan a priorische bewijzen wel:
Wiskundig gezien b.v. liggen tussen 10 en 15, 2 priemgetallen en zo hebben we 2 getallen (11 en 13) aangetoond zonder een beroep op ervaring te doen. God (buiten ruimte-tijd) echter zou causaal werkzaam zijn in de wereld (de schepping) dus is niet te vergelijken met getallen (die immers ook niet in de werkelijkheid bestaan).
Je kunt dus wel op puur conceptuele gronden zaken bewijzen. Je krijgt dan alleen een specifiek merkwaardig godsbeeld met dit a priorische ontologische godsbewijs.
2. a Posteriori (empirische of ervarings) argumenten (kosmologisch en teleologisch):
Romeinen 1:20 laat zien dat we uit de schepping Gods, Zijn werk kunnen afleiden. God zou de beste verklaring zijn voor bepaalde empirische verschijnselen zoals b.v.
kosmologisch (het bestaan van het universum omdat er een eerste oorzaak moet zijn) en
teleologische (van telos: doel/bedoeling omdat alles met een bepaalde bedoeling geschapen lijkt te zijn) argument.
Oneindigheid zou in de tijd van Thomas van Aquino (ongeveer 1250) een onmogelijkheid zijn en dus moest er een creatio ex nihilo (de schepping,
dus God) zijn. Tegenwoordig (
Cantor) zijn er geen inconsistenties in de oneindigheid meer.
Toch zou, volgens de theorie van de big bang, het heelal niet oneindig zijn en is er wellicht weer ruimte voor de creatio ex nihilo. Er is immers nog geen fysische oorzaak van de big bang gevonden en dus zou er een niet-fysische oorzaak (christelijke God) moeten zijn. Alleen klopt Genesis dan niet meer, want God steekt bij de creatio ex nihilo slechts de lont/singulariteit aan.
Enkele andere problemen: Elke gebeurtenis zou een oorzaak
moeten hebben, maar dit is al weerlegd in de
quantummechanica. Tevens hebben begrippen ruimte en tijd “
voor” de big bang geen zin. Oorzaak is slechts voorstelbaar in de tijd, dus het begrip oorzaak degenereert. God wordt bovendien verondersteld niet in de tijd te bestaan.
I.p.v. dit temporele kosmologische argument bestaat er ook een modaal (uit modale logica: mogelijkheid/noodzakelijkheid) kosmologisch argument. Het universum, of dit nu eindig in de tijd terug gaat of niet, bestaat uit een reeks contingente toestanden (er is geen noodzaak dat ze bestaan). Dit in tegenstelling tot logisch noodzakelijk bestaan. En dus zou een contingente reeks gebeurtenissen pas echt verklaard worden als er een reeks noodzakelijke oorzaken/oorzaak bestaat en dus bestaat er een noodzakelijk wezen en dus bestaat God. Waarom zou deze oorzaak (God) noodzakelijk bestaan? Wat betekent hier immers 'noodzakelijk' ?
Laatste kosmologische argument: Swinburne: Het bestaan van een eenvoudig wezen (God) is waarschijnlijker dan het bestaan van een complex wezen (eenvoudsbeginsel). God zou eenvoudiger zijn dat het complexe universum en dit is een a priori verschil. God zou het universum dan dus geschapen kunnen hebben want dit maakt het bestaan van het ingewikkelde universum eenvoudiger/waarschijnlijker.
MAAR: Wat is de betekenis van (on)waarschijnlijkheden als je geen referentiekader hebt. Je kunt de waarschijnlijkheid bepalen om harten aas uit een dek kaarten te trekken, maar we kennen maar 1 universum! Is het bestaan van iets eenvoudigs dan waarschijnlijker dan het bestaan van iets complex. Eenvoudige theorieën zijn uiteraard te prefereren boven ingewikkelde theorieën. Maar dit is een efficiëntie criterium!
God kan bovendien niet eenvoudiger zijn dan het universum. God weet immers alles. Gods geest moet dan minstens even complex zijn als de werkelijkheid en kent bovendien oneindig veel andere mogelijkheden. Een inconsistent godsbegrip dus van Swinburne.
Teleologische argumenten: Er zou
doel/oogmerk in de schepping zijn. Onderverdeling is: (
A) Globaal universum (als geheel) (
B) Lokaal: specifieke gegevens IN dit universum.
A: Wetmatigheden/natuurwetten. Kunnen deze wetten verklaard worden? De wetten van Kepler kunnen b.v. uit de klassieke mechanica verklaard worden maar uiteindelijk houd je één ultieme theorie over (b.v. de snaartheorie) Is deze theorie dan nog verder te verklaren? Logisch/fysisch is dit dan onmogelijk en dus zou dit (volgens Swinburne) de wilsact van God zijn! Echter: orde zou a priori onwaarschijnlijker zijn dan wanorde in het universum. Maar, we hebben zoals eerder opgemerkt maar 1 universum. Kunnen we ons ook wel een wanordelijk universum voorstellen? Er zijn nl. al snel regelmatigheden als je typen entiteiten voorstelt zoals b.v. atomen.
Kan orde spontaan ontstaan? Als het wel kan is er geen God nodig. Is het universum geschapen dan stel je je een ordelijke geest van God voor en ben je geen stap verder. Als God het kan, kan het universum dit ook! En waarom 1 God en niet meerdere goden?
B: Kijk naar de biologie. Alles lijkt uitstekend (complex) ontworpen en dit is het 'argument from design'. Dit
moet dan een intelligente maker zijn. Sinds Darwin weten we natuurlijk beter en hier zal een heel college aan gewijd worden. Maarten 't Hart schreef er al eerder over. Hoe efficiënt is de schepping nl. werkelijk?
Theologen grijpen nu het 'argument from finetuning' aan om ons bestaan te verklaren. De waarden van natuurconstanten ligt in héél kleine intervallen en
moet dus afgesteld zijn. ook dit roept uiteraard de nodige vragen op. Het is b.v. heel onwaarschijnlijk dat als er een miljoen loten in een loterij is je precies lot 20 trekt, maar je moet allemaal 1 lot trekken en trekt u lot 20 is dit niet erg merkwaardig.
Rationele theologie vervalt zo tot een degenererend research programma en houdt steeds minder in.
3. De vlucht in het irrationele
Modern verschijnsel van na de wetenschappelijke revolutie. Vóór deze revolutie geloofden de meeste filosofen in de rationele godsbewijzen en argumenten. Hume en Kant (en zijdelings uiteraard Darwin) waren de eersten die met serieuze objecties kwamen.
Ook verantwoordelijk voor de visie dat de rede (zoals Paulus betoogde) niet geschikt zou zijn om het godsbestaan te kunnen beargumenteren was
Pascal met zijn beroemde
weddenschap van Pascal (1623-1662) . "
Het hart heeft redenen die de Rede niet kent" was een uitspraak van hem waarop de weddenschap was gebaseerd. Volgens Pascal was de mens zonder God diep ongelukkig en hij bedacht dat je een keuze kon maken tussen de christelijke levensweg of de niet-christelijke levensweg. Die eerste keuze zou je dan oneindig veel geluk opleveren met misschien wat kleine ongemakken in dit leven, zoals naar kerk moeten gaan.
Kritieken hierop zijn eveneens in de link te lezen, want natuurlijk zet je met deze gok je intellectuele integriteit op het spel en je vooronderstelt al een specifiek godsbegrip. Deze god beloont je nl. als je slechts uit eigen belang en blinde gehoorzaamheid in deze god gaat geloven. Je negeert bovendien al die andere godsdiensten en waarom beloont een god niet juist mensen die eerlijk rationeel naar de waarheid op zoek zijn? Kun je vervolgens werkelijk
beslissen/besluiten ergens van overtuigd te zijn? Allemaal objecties tegen deze irrationele keuze.
Kierkegaard (1813-1855 /decisionisme) zegt: "Zoeken naar de objectieve waarheid voor een christen is iets dat deze
niet moet doen" Het is een relatie met God van totaal engagement. Dit is dan ook niet verenigbaar met enige scepsis. Het is kiezen zonder verdere redenen voor deze God zoals je (volgens Kierkegaard) ook voor morele waarden kunt kiezen.
Alleen vooronderstelt een dergelijke blinde keuze voor god al weer een bepaald godsbegrip, nl. dat je blind moet kiezen voor deze God. Ook dit is daarom een irrationele keuze.
Vanaf
Wittgenstein (1889-1951): Wat zijn b.v. getallen? Zijn het Platoonse objecten buiten ruimte en tijd of mentale constructen? Lastige vraag. Ze bestaan immers, maar het zijn geen empirische uitspraken. Het is taal zoals je ook kunt zeggen: "
Er is geen grootste priemgetal". De uitspraken krijgen heel andere functies.
DZ Phillips past deze laatste (contemplatieve) filosofie toe. Je moet de grammatica van het woordje “god” descriptief analyseren. Je past dit toe in de serie van praktijken zoals bidden. “
God bestaat” is dus een andere stelling dan “
Neptunus bestaat”.
Het is eveneens een religieus taalspel en wat voor godsconcept volgt hieruit? Is God net zoiets als een getal? Maar hoe moet je dit zien bij een scheppende God die invloed op de wereld uitoefent zoals de meeste christenen deze god zien? Dan faalt dit argument natuurlijk ook.
Conclusie Philipse: De weg van de openbaring en de weg van het wonder hebben niet tot goede argumenten geleid om je aan te sluiten bij een religieuze traditie.
De traditionele rationele theologie geeft ook geen erge goede argumenten om dat te doen en de weg naar het irrationele is geen uitweg maar leidt slechts tot irrationaliteit. Er blijven zo weinig zinvolle opties over.
Je zou de rationele theologie op hoger niveau kunnen gaan beoefenen zodat die wel gaat overtuigen. Swinburne probeert dit. Andere optie is om je geloof op te geven.
Ook dit is de conclusie van Maarten 't Hart:
Het blijft iets ongelooflijks dat je gedurende al die jaren van je jeugd dag in, dag uit met zulke onbedaarlijke apekool geteisterd mag worden. Terwijl het van de eerste tot en met de laatste lettergreep een kolossale leugen en verpletterend bedrog is. Toch wordt er geen enkele belemmering opgeworpen om er je hele jeugd mee te vergiftigen. Er wordt juist net gedaan alsof alle moraal, alle beschaving rechtstreeks uit deze levensovertuiging voortvloeit. En dat terwijl deze fanatiekste en onverdraagzaamste van alle godsdiensten een vreselijke geschiedenis achter de rug heeft.
Toch gaat dit college er meer open minded en onbevooroordeeld mee om en geeft Philipse filosofen als Richard Swinburne een kans.
Ze zeggen dat ik een gespleten persoonlijkheid heb, maar daar weten wij helemaal niets van.
Spuit Elf.