Wat feitelijk is moet voor iedereen hetzelfde zijn, dus zelfs een debiel, een dove of een blinde moet het kunnen ervaren. In de tijd waarin we nog geen hulpmiddelen hadden die een debiel niet kon bedienen, waren feiten dus altijd tastbare zaken. De meest fysieke die we ons maar kunnen indenken. Dus heb ik getracht geen woorden als "feitelijk" te gebruiken, maar de term "voor zover wij weten". Immers waarheid en bedenksel zijn begrippen zonder fysieke betekenis, die wij hebben verzonnen om méér dingen te "waar" te kunnen noemen dan alleen de tastbare.Amerauder schreef: ↑21 dec 2023 12:18Peter van Velzen schreef: ↑21 dec 2023 01:55
De enige reden voor ons om de fysieke aspecten als oorzaak te beschouwen en de communicatieve als een gevolg daarvan, is dat er - zover wij weten - al miljarden jaren fysieke gebeurtenissen plaats vonden, voordat er ook maar leven ontstond, laat staan een (centraal) zenuwstelsel waarin betekenissen een rol spelen. Betekenissen zijn op de een of andere manier het gevolg van de evolutie, terwijl veel fysieke zaken er al veel eerder waren.
Voor zover wij weten – dat gaat twee kanten op – is dat een theorie, een zeer gerespecteerde theorie met veel autoriteit, maar toch, we moeten dat niet vergeten, een onbewijsbare stelling en verre van zoiets als ‘feitelijk.’ Als dat “de enige reden” is, dan is dat waar de discussie om draait.
Die theorie is tot stand gekomen door fysieke waarnemingen met elkaar in verband te brengen, dwz door te communiceren met anderen, en ook met jezelf ("denken" noemen we dat). Maar altijd door de fysieke feiten voorrang te geven, boven wat we er van hebben afgeleid. Het is dan ook een voorlopige conclusie, maar wel tevens het startpunt van een verdere zoektocht. Helaas "praatjes vullen geen gaatjes", dus dit betekent dat we pas écht voortgang maken als onze zoektocht empirisch is. Het is daarom dat een van de oudste filosofen (Heraclites) van wie we alleen via anderen iets hebben vernomen, nog altijd een der leidende is. Hij constateerde dat alles (ook onze fysieke ervaring) aan verandering onderhevig lijkt, en nam dat voor waar aan. Dat was een goed idee, dat nog steeds werkt. Zonder empirie schoot de filosofie niet echt op, en toen die er eenmaal was, ontstond de wetenschap als filosofie afgeleid van de (fysieke) natuur, oorspronkelijk ook zo genoemd.
De vraag is dan – en het is een vraag die de meesten maar liever naast zich neer leggen – hoe is deze theorie tot stand gekomen, wat is de geschiedenis van deze gedachte, dat fysieke gebeurtenissen er eerst waren, waar komt zij vandaan? Is zij geboren uit een neutraal aanschouwen van de feiten, was dit ‘toevallig’ of ‘zomaar’ de beste manier om de feiten waarover wij nu eenmaal beschikken te ordenen en rangschikken? Of, zou het kunnen, is men veeleer vertrokken vanuit de aanname dat materie er eerder moet zijn geweest dan betekenis? Was dat wellicht het dogma, het a priori waarmee men aanving bij het construeren van deze theorie? Was het de conclusie, of was het juist het startpunt van de zoektocht, datgene wat aangetoond moest worden?
Inderdaad, men hecht nu eenmaal (terecht overigens) aan wat men heeft, en is niet erg bereid om oude schoenen weg te gooien, zolang de nieuwe nog niet ingelopen zijn. Copernicus ruilde de aarde in voor de zon als centrum, maar dat bleek ook niet eenvoudig met de fysieke waarnemingen te kloppen (wel een stuk eenvoudiger dan de epi-cyli van Ptolemaeus). Later ontdekte men dat de zon rond het centrum van de Melkweg draaide, en kort daarop dat er talloze lokale centra waren, maar geen enkel universeel!Zoiets bevragen is natuurlijk altijd een tegen-de-stroom-inzwemmen, iets dat je lang niet altijd in dank wordt afgenomen. Een beetje zoals Copernicus die zich afvraagt of de Aarde wel het middelpunt van het universum is. Toch denk ik dat het goed kan zijn – in ieder geval plezierig – om zulke vragen te blijven stellen.
En het beeld van het beroemde verhaal dat over Copernicus verteld wordt roept nog iets anders op dat relevant is voor deze discussie, namelijk de extreme, haast kinderlijke naïveté waarmee men met het grootste gemak accepteert dat de Kerk wetenschappers onder druk zet om feiten in overeenstemming met dogmatische aannames uit te leggen, en tegelijkertijd aan de andere de mogelijkheid bij voorbaat uitsluit dat de vijanden van de Kerk precies hetzelfde zouden doen. Dat is een overduidelijk geval van met twee maten meten: in werkelijkheid werkt dat natuurlijk beide kanten op, maken alle partijen zich schuldig aan dat soort praktijken, het is hoe de wereld werkt en hoe opvattingen tot stand komen, en het is deze naïveté die de waarheid misschien nog wel het meest in de weg staat.
De ontdekking, dat er talloze sterrenstelsels als de Melkweg waren, volgde - heel toepasselijk - kort na "het grote debat" (gewonnen door diegenen die dachten dat de Melkweg "alles" was), door fysieke waarnemingen van Edwin Hubble. Maar nog altijd hebben mensen er moeite mee, te beseffen dat het centrum waarin zij zich wanen, wordt gevormd door de reikwijdte van onze optische middelen. En dat het er "objectief" (eigenlijk "objectiever" want het is een relatieve term) gezien niet was.