Amerauder schreef: ↑16 dec 2024 11:37
Empirische waarnemingen
zijn beelden.
Denk niet alleen aan visuele beelden, waar je terecht als eerste aan denkt, maar ook aan de beelden die onze andere zintuigen ons leveren (strikt genomen: waarvan wij zeggen dat ze dat doen) zoals onze ruik- en tastzin. Ook dat zijn beelden, op het moment dat we ze ons voor de geest halen, bespreken met elkaar, et cetera.
En ook onze ideeën en theorieën – geen empirische waarnemingen dus, al kun je ook deze empirisch waarnemen – zijn beelden. En ditmaal zijn het beelden waarvan je veel duidelijker kunt zeggen dat wij ze gecreëerd hebben, dus tevens beelden in de zin van, gebeeldhouwde beeldjes, kunststukjes.
De eerdergenoemde beelden zijn meer als het product van de Natuur, al is deze scheiding in de laatste analyse uiteraard niet houdbaar.
Peter van Velzen schreef: ↑16 dec 2024 02:36
Wij spreken niet altijd in beelden. We doen dat op de eerste plaats, met symbolen, die wij "woorden" noemen.
Dat symbolen beelden zijn behoeft geen verdere toelichting.
Peter van Velzen schreef: ↑16 dec 2024 02:36
Inderdaad is de theorie dat er een werkelijkheid is, die grotendeels buiten ons ligt, noodzakelijk, om empirie te kunnen betrachten.
Tot op zekere hoogte, zeker. Met name bij veel gebieden van onderzoek en wetenschap is het een zeer goed idee om dat aan te nemen. Op het moment dat we ons gaan afvragen wat “empirie” eigenlijk is echter, met name op dat moment, wordt het een iets minder goed idee.
Dan kom je namelijk in een cirkelredenatie terecht. Dat wordt al heel gauw zoiets als “God bestaat, want God bestaat. QED.”
Wat meer is, zelfs al zou deze aanname zelf een voorwaarde vormen voor het spreken in termen van empirie, dan nog is die aanname zelf niet empirische gegrond. Een belangrijk onderscheid.
Peter van Velzen schreef: ↑16 dec 2024 02:36
Mijn suggestie is
1. Tastzin
2. Smaak
3. Gezichtsvermogen
4. Gehoor
5. Reukzin.
Interessant dat je het gezichtsvermogen niet bovenaan zet, zoals de meesten zouden doen. Maar er zit zeker wat in dat tast ook uiterst belangrijk is, en misschien is een beetje nadruk daarop ook wel nodig in een steeds virtueler wordende wereld.
Voor de duidelijkheid, wat ik bedoel met de rangorde tussen de beelden heeft betrekking op bijvoorbeeld wat er gebeurt in het geval van optische illusies. We zien dan een beeld, maar het wordt tegengesproken door een later beeld, dat iets heel anders zegt Dat latere beeld achten wij dan superieur aan het eerdere. Het wordt daarmee niet “De Waarheid!!1! ¡!” maar het onderscheidt zich natuurlijk wel van dat eerdere beeld. Ze zijn niet gelijkwaardig.
Een ander voorbeeld is het verschil van inzicht tussen domme en verstandige mensen, of mensen met een slechte en een goede smaak, dat soort dingen. In hun uitspraken komt de rangorde tussen beelden aan het licht.
Je vergist je in meerdere opzichten.
Jij gebruik het woord beelden waar ik dat woord juist tracht te vermijden. Door dat woord te gebruiken" maakt vaak de vergissing om de werkelijkheid buiten onszelf als een film te zien. Ze is echter véél meer. Ik heb daar weliswaar zelf aan bijgedragen, door met een visuele waarneming (van de breedtegraad) te starten, en ook is zij vaak verhelderend omdat ze meer dan de meeste zintuigen geconstrueerd is. Maar die "beelden" zijn ideeën, en zou je evengoed als teksten kunnen presenteren. In Dawkins perceptie zijn het memen.
Ook negeer je het verschil tussen ervaringen en empirische waarnemingen.
Empirie staat aan de wieg van de wetenschap, toen de ideeën van Italiaanse renaissence filosofen aaangevukd met die van noord-Europese denkers als Bacon en Descartes zich via de drukpers over heel Europa verspreidden. Ze werd pas alom beoefend sinds de tijd van de verlichting. En sindsdien is er een duidelijk verschil tussen natuurwetenschappen (eerst natural philosofie genoemd) en de filosofie.
Ik denk dat je het belang van de veronderstelling dat er een werkelijkheid bestaat schromelijk onderschat
Deze is niet alleen een goed idee wanneer je wetenschappelijk onderzoek doet.
Zonder die - impliciete - aanname zouden de zintuigen waarmee objecten buiten onszelf ervaren volstrekt nutteloos zijn.
Je lijkt niet te beseffen wat het verschil is tussen een individuele ervaring en empirisch onderzoek.
Een empirische waarmening wordt in het algemeen door meerdere onderzoekers gedaan en met behulp van domme instrumenten, waarmee zoveel mogelijk vooringenomenheid wordt voorkomen. Daarmee is zij objectiever. Volledig objectief is zijn nooit, maar we kunnen er dicht bijkomen.
Zij heeft als doel om onze gezamelijke theorie ten aanzien van de werkelijkheid buiten ons, te testen, of om haar - indien het resultaat dat mogelijk maakt - uit te breiden met een nieuwe hypothese welke het soms onverwachtte resultaat kan verklaren.
In zekere zin doet de individuele ervaring hetzelfde, maar ze is veel minder objectief en corrigeert slecht onze individuele en meer specifieke theorie van de werkelijkheid in onze direct omgeving. Ze heeft doorgaans weinig gevolgen voor de kennis van anderen.
Het voorbeeld van
Mary de kleurenwetenschapper, dat Heeck ons aanreikt is tekenend voor hoe filosofen - nog steeds - denken.
In dit gedachtenexpiriment (niet empirisch dus!) richt de filosoof zich op de innerlijke ervaring (de qualia) (wat ervaren we als we rood zien) en negeert grotendeels de werkelijkheid daarbuiten. Hij leert daardoor vrijwel niets
De wetenschapper gaat empirisch te werk en richt zich op het fenomeen zichtbaar licht (welke combinaties van golflengtes noemen we rood), en negeert grotendeels de innerlijke ervaring, die voor iedereen verschillend kan zijn.
Omdat rood licht een specifiek bereik van golflengtes (rond de 650 nanometer) bevat, is er nog een eenvoudig verband tussen de ervaring en het bestudeerde licht, maar geel licht bestaat (als je naar het scherm voor je neus kijkt) uit een combinatie van groen licht en rood licht. Geel licht (ronde de 570 nanometer) bestaat wel in de natuur (bijvoorbeeld in de regenboog), maar wordt door beelschermen helemaal niet gebruikt)
De wetenschap heeft ontdekt dat dit de methode is, waarop onze zintuigen hun kleursignalen doorgeven aan de visuele cortex en de beeldschermindustrie heeft daar handig gebruik van gemaakt.
Iets dergelijks vindt ook plaats in ons gehoor. Wij horen soms alleen boventonen, maar ervaren desalniettemin
een grondtoon, ook als die golflengte totaal ontbreekt in de combinatie van frequenties die ons gehoor activeren.
Dat ik tastzin en smaak, boven gezichtsvermogen plaats is omdat ze meer aangeboren zijn. Ons gezichtsvermogen vereist meer oefening om zich te ontwikkelen. Iemand die blind geboren is, zal - ook als men op latere leeftijd de aandoening geneest - daarna in eerste instantie geen idee hebben wat de signalen uit de retina voorstellen, Hij kan wel leren er mee om te gaan maar zal altijd enigzins gehandicapt blijven.
Dat taal moet worden geleerd is evident. Kinderen zijn er bijzonder goed in, maar slechts het talent om het te leren - niet alleen van woorden, maar ook van grammatica - is aangeboren.
Het is niet altijd zo dat latere waarnemingen superieur zijn aan eerdere, noch dat die van verstandige mensen superieur zijn aan die van domme. Wel is het zo dat iemand wiens concept van de werkelijkheid meer in overeenstemming is met de werkelijkheid buiten ons, beter in staat is nieuwe waarnemingen te interpreteren. En al doende leert men, maar domme mensen leren minder goed. Maar een domme onervaren waarnemer, heeft ook minder veronderstellingen, en kan daardoor soms juist objectiever waarnemen dan een ervaren expert.