worteltje schreef:Er is geen oneindige roodverschuiving volgens de oerknaltheorie. De verste straling die we kunnen meten is de kosmische achtergrondstraling. Dat zijn microwaves. Dus er is nog ruimte zat voor verschuiving. Als je zou stellen dat tijdens de inflatieperiode er straling uitgezonden werd dan zou dat waarschijnlijk wel oneindig zijn verschoven. Maar uitgezonden straling tijdens de inflatie is denk ik fysisch gezien onmogelijk.
Sorry worteltje , je kritiek is terecht maar ze brengt mij tevens weer op andere ideeën die nog veel verder gaan.
Ik weet niet waarom je de inflatieperiode er bij haalt, maar je hebt wel gelijk dat een oneindige roodverschuiving op grond van relatieve snelheid onmogelijk is. Dat zou betekenen dat een stelsel zich met minstens de lichtsnelheid van ons verwijdert, en dat lijkt mij inderdaad niet te kunnen. Kosmologen beweren echter dat dit wel kan, maar ik sta wat dat betreft aan jouw kant. Alleen gaat dit mijns inziens evenzogoed op voor de inflatie-periode. (de waarneembare snelheid kan ook dan niet groter zijn dan de lichtsnelheid).
Volgens mij heeft alleen de waargenomen impuls van het stelsel t.o.v. de waarnemer een lineaire verhouding tot de afstand. (de impuls kent dus wel een Hubble-constante). Maar de relativistische impuls is gelijk aan M0 * V /de wortel uit (1 – V-kwadraat / C-kwadraat). Als V nadert tot de lichtsnelheid dan nadert die impuls tot oneindig en dus alleen bij een oneindige afstand zou er sprake kunnen zijn van een expansie gelijk aan de lichtsnelheid.
Dat betekent dat de veronderstelling van de kosmologen dat er sterrenstelsels kunnen zijn die zich met de lichtsnelheid van ons af bewegen mogelijk zijn, dus niet opgaat. Dat beantwoordt inderdaad mijn vraag. De afmeting van het waarneembare heelal hangt niet af van het moment waarop het licht door expansie door roodverschuiving is verdwenen al hangt ze wel af van de afstand gedeeld door de – op grond van de roodsverschuiving veronderstelde – snelheid, vermits deze snelheid wordt afgeleid m.b.v. relativistische formules. Aangezien die afstand bij expansie dus toeneemt, neemt ook de afmeting van het waarneembare heelal toe.
Maar dat vereist wel een herformulering van de Hubble factor !
De impuls: Mo*v/(1 - v-kwadraat / c-kwadraat ) – niet de snelheid v – is dus gelijk aan 67.80±0.77 kgkm/seconde per megaparsec. Uiteraard is de rustmassa (M0) hier invariant. De impuls van 2 kg rustmassa is nog altijd 2 * de impuls van 1 kg rustmassa. Dus de normale dimensie van de Hubble constante (km/sec per megaparsec), is daarom nog altijd geldig voor de formule. Echter v moet worden vervangen door v(1 - v-kwadraat / c-kwadraat).
Alleen als de roodverschuiving niet wordt veroorzaakt door expansie maar door de kromming van de ruimte in een zwart gat, ligt het anders. Op een afstand gelijk aan de schwarzschild radius moet de roodverschuiving dan wel degelijk oneindig zijn. Ze hangt nu immers niet meer af van de relatieve snelheid, maar uitsluitend van tangens van een driehoek met een rechte zijde gelijk aan de afstand en een schuine zijde gelijk aan pi x de Schwarzschildradius. Die tangens nadert tot nul als de afstand nadert tot pi maal de schwarzschildradius en dat gekdt dus ook voor de frequentie van alle fotonen. De golflengte nadert dan noodzakelijkegwijs tot oneindig. Een foton dat lokaal ontstaat op de waarnemingshorizon zou maximaal een afstand afleggen van een halve kromme (laten we een cirkel veronderstellen. De maximaal afgelegde afstand is daarom gelijk aan pi x de schwarzschildradius. Als dat 13,7 mijard lichtjaar is dan is de Schwarzschildradius derhalve slechts 4,36 miljard lichtjaar. Het volume van het heelal binnen haar Schwarzschildradius is dan pi in de macht 3 = 31 keer kleiner dan het volume van een vol met als straal de afstand waarop wij door die roodverschuiving geen licht meer kunnen waarnemen, en derhalve zou de gemiddelde dichtheid van zo'n heelal slechts 1/31e lijken van de dichtheid die nodig is om het waarneembare heelal als een zwart gat te beschouwen. Iets meer dan 3,225%! Hier wil ik wel een voorbehoud maken, mogelijkerwijs is zelfs maar een kwart kromme mogelijk. In dat geval is de radius slecht een half pi zo groot, en de dichtheid een half pi in de derde macht. Dat is dan liefst 25,8% van de dichtheid waarvan men verondersteld dat zij noodzakelijk is. Gezien de berekeningen omtrent zwarte materie en zwarte energie lijkt mij een halve kromme waarschijnlijker, De veronderstelde 4% van het heelal dat uit “normale” materie en energie bestaat zou dan weliwaar nog te hoog geschat zijn maar het komt wel dicht bij de uitkomst die een zwart-gat universum zou opleveren als men het ten onrechte als een expanderend universum zou beschouwen. (de afwijking is iets minder dan 20%)
In theorie zou dat heelal dan in moeten storten tot een singulariteit maar de tijd waarin dat gebeurt bestaat slechts voor een buitenstaander. Voor iemand binnen de singulariteit zou DIE tijd stilstaan, en zou dat heelal helemaal niet instorten, maar constant blijven. (ergo Einstein’s steady state universe). Er zou alleen lokale tijd zijn. De veronderstelde kosmologische tijd (de afstand van de halve kromme / de lichtsnelheid) zou dan altijd dezelfde blijven op welk moment van de tijd men hem ook bepaald en ze zou uitsluitend afhangen van de gemiddelde dichtheid van dat heelal (hoe minder dicht het is, hoe groter en ouder het lijkt). Aangezien de tijd – zoals gemeten van buitenaf – voor de waarnemer binnen de Schwartschildradius stilstaat kan er ook geen materie van buitenaf meer bijkomen, dus die dichtheid kan dan ook niet meer wijzigen.
De consequentie van mijn overwegingen zijn ietwat maf voor alles wat in een groeiend zwart gat valt, Voor wat er in de ogen van de buitenstaander eerder in viel kan datgene dat er in de ogen van een buitenstaander later inviel helemaal niet bestaan! Maar ik zie niet in hoe het anders zou kunnen zijn. Het is volstrekt in overeenstemming met het feit dat het kleinere en dus dichtere zwarte gat jonger en kleiner lijkt! (wat er na kwam bestaat niet qua tijd noch qua ruimte).
Dat levert nog een spectaculair resultaat op: Er zijn dan dus meerdere universa binnen het gegroeide zwarte gat! Kleinere en oudere delen die jonger lijken en grotere gehelen die ouder lijken. Uiteraard weten ze niets van elkanders bestaan. Ze bestaan alleen in mijn theorie, niet in de verschillende waarneembare werkelijkheden die er de gevolgen van zouden zijn mocht ze juist zijn.