Interessante ontwikkelingen aangaande wormholes:
http://www.newscientist.com/article/dn2 ... 3xdXdJ_vTA" onclick="window.open(this.href);return false;
De conclusie dat tijd beweging is wijkt een klein beetje af van mijn uitgangspunt. Tijd is – in mijn visie – op de eerste plaats een hoeveelheid gebeurtenissen. Beweging is wat wij veronderstellen tussen twee gebeurtenissen die ruimtelijk gescheiden zijn, maar oorzakelijk met elkaar verband houden. Uiteraard leidt deze veronderstelling tot een correlatie tussen tijd en beweging. Daarover zijn de auteur en ik het daarom eens. Maar de correlatie met gravitatie is volgens mij geen echte toevoeging. Ze heeft immers dezelfde oorzaak! Besef gravitatie is een kracht die wij veronderstellen op grond van de versnelling waarvan zij geacht wordt de oorzaak te zijn. Die versnelling is de afgeleide van de beweging, en dus is het noodzakelijk dat als er correlatie is tussen tijd en beweging, dat er ook correlatie tussen tijd en versnelling, en daarom ook tussen tijd en gravitatie. (of tussen tijd en welke andere “kracht” dan ook die beweging beinvloed).
Tijd is een opeenvolging van tijdstippen. Een gebeurtenis vindt plaats op een tijdstip. Gebeurtenissen vinden na elkaar plaats, het betreft dan de tijdsduur tussen twee tijdstippen.
Ruimte en tijd zijn met elkaar verweven, deze bestaan niet los van elkaar. Zwaartekracht is van invloed op de ruimte-tijd, licht en materie wordt afgebogen door zwaartekracht (kromming).
Wiki:
Ruimtetijden zijn de arena's, waarin alle natuurkundige gebeurtenissen plaatsvinden - een gebeurtenis is een punt in de ruimtetijd, dat wordt gespecificeerd door tijd en plaats. De beweging van planeten rondom de zon kan bijvoorbeeld worden beschreven in een bepaald type ruimtetijd, net zoals de beweging van het licht rondom een roterende ster in een ander type van de ruimtetijd kan worden beschreven. De basiselementen van de ruimtetijd zijn gebeurtenissen. In elke gegeven ruimtetijd is een gebeurtenis een unieke positie op een uniek tijdstip. Omdat gebeurtenissen ruimtetijdpunten zijn, is (x,y,z,t), de locatie van een elementair (puntvormig) deeltje op een bepaald tijdstip, in de klassieke relativistische natuurkunde een voorbeeld van een gebeurtenis. Een ruimtetijd kan op dezelfde manier, zoals een lijn de vereniging van al haar punten is, als de vereniging van alle gebeurtenissen worden gezien, formeel georganiseerd in een variëteit, een ruimte die op kleine schalen kan worden beschreven door gebruik te maken van coördinatensystemen.
Een ruimtetijd is onafhankelijk van enige waarnemer.[10] In het beschrijven van natuurkundige fenomenen (die zich op bepaalde momenten van de tijd in een bepaalde gebied van de ruimte voordoen) kiest iedere waarnemer een hem goed uitkomend metrisch assenstelsel. Gebeurtenissen worden gespecificeerd door vier reële getallen in enig coördinatenstelsel. De trajecten van de elementaire (puntgelijke) deeltjes door ruimte en tijd zijn dus een continuüm van gebeurtenissen, die de wereldlijn van het deeltje worden genoemd. Uitgebreide of samengestelde objecten (die uit vele elementaire deeltjes bestaat) zijn dus een vereniging van vele, op grond van hun interacties in de ruimtetijd in elkaar vervlochten wereldlijnen tot een "wereldvlechtwerk" (wat een fascinerend verband met de mythe van de Schikgodinnen toelaat).
In de natuurkunde is het echter gebruikelijk om een uitgebreid object als een "deeltje" of "veld" te behandelen met op elk gegeven moment zijn eigen unieke (bijvoorbeeld puntmassa) positie, zodat de wereldlijn van een deeltje of lichtstraal het pad is, dat dit deeltje of lichtstraal in de ruimtetijd volgt en dit pad vertegenwoordigt de geschiedenis van het deeltje of de lichtstraal. De wereldlijn van de baan van de aarde wordt in een dergelijke beschrijving afgebeeld in twee ruimtelijke dimensies x en y (het vlak van de baan van aarde) en één tijdsdimensie orthogonaal op x en y. Op zich wordt de baan van de Aarde door een ellips in de ruimte beschreven, haar wereldlijn is echter een helix in de ruimtetijd.
De unificatie van ruimte en tijd wordt geïllustreerd door de gangbare praktijk van de selectie van een metriek (de maat die het interval tussen twee gebeurtenissen in de ruimtetijd specificeert), zodanig dat alle vier dimensies in termen van eenheden van afstand worden gemeten: een gebeurtenis weergevend als (x_0,x_1,x_2,x_3) = (ct,x,y,z) (in de Lorentz-metriek) of (x_1,x_2,x_3,x_4) = (x,y,z,ict) (in de originele Minkowski-metriek), waar c de lichtsnelheid is. De metrische beschrijvingen van de Minkowski-ruimte en ruimteachtige, lichtachtige en tijdachtige intervallen hieronder volgen deze conventie, net zoals de conventionele formuleringen van de Lorentz-transformatie.