The Black Mathematician schreef:Ik krijg het idee dat hij hier het christelijke geloof heeft verlaten, maar nog wel op zoek is naar verlossing. Dogmatisch geloof in de vorm van trouw de geboden volgen zal deze verlossing niet brengen. Hij verwacht dat je het eerder zal vinden als je je open stelt voor andere zaken dan je eigen religie.
Precies!
Maar waarom heeft hij opeens afstand gedaan van dat fundamentalistische geloof? En waar moet hij zo nodig 'verlossing' van vinden/krijgen?
Het antwoord hierop is dat hij als eerstejaars theologiestudent in Bonn twee boeken las:
-David Strauss: Het Leven van Jezus
-Max Stirner: De Enige en zijn Eigendom
Het boek van Strauss is een eerste populaire uiteenzetting van wat wetenschappelijk onderzoek aangaande het christelijk geloof heeft opgeleverd, oftewel een uiteenzetting van de zogenaamde moderne theologie. De boodschap van dat boek is: van de letterlijke gang van zaken in de bijbelverhalen is zo goed als niets waar, maar de christelijke spirituele boodschap is nog steeds de moeite waard, sterker nog: het hoogste wat de mens bereikt heeft.
Het boek van Stirner wordt wel het meest verzwegen filosofische boek dat onze cultuur kent genoemd. De schrijver ging en gaat door voor geestelijke paria, maar had in Nietzsches tijd grote aantrekkingskracht in studentenkringen, waar het stiekem gelezen werd. Het boek van Stirner is het eerste boek dat heel radikale filosofische conclusies trekt vanuit het uitgangspunt dat God niet bestaat, namelijk dat welke ideologie dan ook (of die nu christelijk is, of humanistisch) geen algemene geldigheid heeft. Men ziet hem tegenwoordig als de vader van het nihilisme en het anarchisme (beter gezegd het anarchistisch-individualisme). Zie voor een samenvatting van zijn filosofie:
http://en.wikipedia.org/wiki/Max_Stirner" onclick="window.open(this.href);return false;
Je kan over deze beslissende levensfase van Nietzsche meer lezen op deze link:
http://www.lsr-projekt.de/poly/nlnietzsche.html" onclick="window.open(this.href);return false;
Om een lang verhaal kort te maken haal ik er even een passage uit, waaruit blijkt dat Nietzsche deze crisis in het denken in zijn jonge leven vooreerst wist te pareren door een fan van Schopenhauer te worden. Tevens leer je uit deze passage iets heel fundamenteels over de persoon Nietzsche:
"Aansluitend geeft Nietzsche een beschrijving hoe hij, eind october 1865, Schopenhauer en de filosofie vond: "Ik hing toen juist met enkele pijnlijke ervaringen en teleurstellingen eenzaam zonder hulp in de lucht, zonder principes, zonder verwachtingen en zonder een vriendelijke herinnering." Zuiver toevallig, zei hij, was hij in een antiquariaat op Schopenhauers voornaamste werk gestuit. Een demon had hem toegefluisterd het boek te kopen van deze "sombere genie", die hem tot nu toe "volledig vreemd" was geweest. Schopenhauer had hem meteen gepakt, hem tot exercities "van sombere zelfverachting" en uitspattingen van "zichzelf stukknagen" en zelfhaat gedreven: "Ook lichamelijke pijnigingen ontbraken niet. Zo dwong ik mezelf veertien dagen achter elkaar steeds pas om twee uur 's nachts naar bed te gaan en dit precies om zes uur weer te verlaten." Hij zag bij zichzelf het gevaar zijn verstand te verliezen: "Een nerveuze opgewondenheid maakte zich van mij meester en wie weet tot welke graad van gekte ik zou zijn gekomen ..." Die zelfkastijdingen, de strenge uitwendige dwang van regelmatige studie en Schopenhauers gedachten hebben hem tenslotte geholpen zichzelf uit deze verschrikkelijke toestand te bevrijden. In de daarop aansluitende weken en maanden was hij "als filoloog" geboren [hij gaf spoedig zijn theologiestudie op]. Tot filoloog werd hij uiteraard eerder gedwongen, door innerlijke nood en uitwendige factoren. Geboren werd hij toen als - hartstochtelijke filosoof.
Zoals zo vaak bij Nietzsche is dit verslag een mengsel van openheid en versluiering, uit oprechtheid en maskerade. Het is, na persoonlijk stabiel te zijn geworden, vanuit een zekere afstand geschreven in een milieu van Schopenhauer-vereerders en vrienden in de filologische vereniging. Toch wilde Nietzsche het later verbranden, wat zijn zuster echter kon verhinderen. Maar verbrand heeft hij kennelijk de "onrustige, zwaarmoedige dagboekbladzijden uit die tijd" van october/november 1865, waarin hij bang was geweest gek te worden. Zij hadden wellicht aanwijzingen kunnen geven over wat hij in zijn latere verslag, gecamoufleerd door mededeelzaamheid en het noemen van enkele pijnlijke details, verzwijgt: op de echte verwekker van zijn psychische inzinking [Max Stirner], waarbij hij mogelijkerwijs een echte psychose zeer nabij was, op de diepere oorzaak van zijn eerste grote levenscrisis, die tegelijk de initiële crisis van de filosoof [in statu nascendi] Nietzsche was."