Toch grappig, hoe dat werkt, dat ik dan kan zeggen onder mensen die niet in Sinterklaas geloven, zonder dat dit misverstand oplevert. Men snapt hoe zo’n uitspraak bedoeld wordt. Dat brengt mij op de volgende, aan godslastering grenzende gedachte, waarvan ik wel benieuwd ben hoe anderen er over denken:
Wat als we het geloof in het bestaan van God nu eens zouden vergelijken met het geloof in het bestaan van Sinterklaas? In welk licht komt het ontkennen van dit bestaan te staan, als we dat zouden doen?
Heeft het al te hard roepen dat God niet bestaat niet ergens iets weg van het al te hard roepen dat Sinterklaas niet bestaat? Is het geen spelbederf? En is het wat dat betreft in veel gevallen niet veel juister en gepaster om deze overtuiging voor ons te houden?
De meesten onder ons maken een ontwikkeling mee, waarin we er gaandeweg achter komen, de een wat eerder dan de ander, dat het hele gebeuren rondom Sinterklaas toch heel anders in elkaar steekt dan we aanvankelijk dachten. We komen er op een gegeven moment achter dat Sinterklaas niet is zoals we dachten dat hij is, maar heel anders, niet bestaat zoals we dachten dat hij bestaat, maar op een heel andere manier. We komen er daarbij zelfs achter dat er een heus complot gaande is, mensen die in het geheim tegen ons samenspannen, om ons in deze eerdere manier van bestaan te doen geloven.
Deze nieuwe blik op het fenomeen Sinterklaas creëert enige afstand tot de wat naïevere, goedgelovigere medemens die deze ontwikkeling nog niet heeft doorgemaakt, en Sinterklaas ziet als iemand die ‘echt’ bestaat – de mensen bijvoorbeeld die van dit hele complot en dit samenspannen geen weet hebben.

Nu zijn er verschillende manieren waarop we met deze ontdekking om kunnen gaan. We kunnen bijvoorbeeld helpen de traditie van het sinterklaasfeest in stand te houden, omdat we zien (of herinneren) hoeveel vreugde dit kinderen brengt. Dat is, we kunnen medeplichtig worden aan het complot.
Anderzijds kunnen we ook aan zoveel mogelijk mensen rond gaan bazuinen dat Sinterklaas helemaal niet bestaat, het complot ontmaskeren door nietsvermoedende kinderen, in plaats van met pepernoten, met weldoordachte argumenten om de oren te strooien om aan te tonen dat waar ze in geloven eigenlijk onzin is. Als genoeg mensen dit met genoeg succes zouden doen, dan zou het sinterklaasfeest misschien wel ophouden te bestaan. Het zou in ieder geval minder leuk worden, want een deel van de lol van Sinterklaas is van dit complot afhankelijk.
We zien dat veel mensen in het geval Sinterklaas kiezen voor de eerste optie: meedoen aan het complot. Maar hoe zit het dan met religie? Zou het niet kunnen dat een groot deel van degenen die zichzelf gelovig noemen in feite op een vergelijkbare manier 'meespelen'? En dus helemaal niet ‘geloven’ op de naïeve manier waarop kinderen dat doen?
En, zijn de mensen die het geloof publiekelijk verwerpen eigenlijk niet net zozeer bezig met spelbederf als zij die dat voor Sinterklaas doen? Staren zij zich niet veel te veel blind op de vraag of het 'echt' is? Cultuur hoeft toch helemaal niet 'echt' te zijn om mooie cultuur te zijn? Om bij te dragen aan een betere wereld?
De vraag of we sinterklaasfeest zouden willen afschaffen of niet, heeft niets met de vraag of hij ‘echt’ bestaat te maken. Maar waarom gaat het bij religie toch zo vaak over juist die vraag, of het wel ‘echt’ is? Is dat wel zo belangrijk als we denken?
Waarom zouden we kinderen hun oprechte geluk willen ontnemen, alleen omdat het niet ‘echt’ is? Is het dan niet beter om te wachten tot ze daar zelf achter komen?