holandesa schreef:ik begin me sinds kort te verdiepen in de evolutietheorie. natuurlijk kwam ik ook de sites tegen van bijvoorbeeld peter scheele en bepaalde boeken (zoals van Hobrink) die op mij nogal indruk maakten. maar later kwam ik er achter dat veel dingen maar de halve waarheid zijn. ik heb nog een paar vragen, en ik hoop dat je (of natuurlijk iemand anders) daar antwoord op kunt geven.
Aha. Zinnige vragen, waarop zinnige antwoorden te geven zijn.
1) het lijkt erop dat in het tijdperk cambrium plotseling en tegelijkertijd alle diergroepen verschijnen (behalve de laag ontwikkelde dieren/ organismen). hoe kan dat?
Je refereert aan de
Cambrium explosion. Goeie vraag, waarop zeker een aantal mogelijkheden zijn gesuggereerd. Als ik het allemaal zo lees behoren de volgende verklaringen zeker tot de mogelijkheden:
- Er was al degelijk een grote diversiteit, maar het betrof kleine wezens die niet goed opvallen en ook geen harde lichaamsdelen bevatten die makkelijk fossiliseren.
- Hoxgenen, de genen die de blauwdruk voor de anatomie van lichamen bevatten, ontwikkelden zich rond die tijd, waardoor ook opeens een veel grotere diversificatie mogelijk werd gemaakt.
- De Aarde kwam net uit een erg koude periode, waardoor opeens allemaal nieuwe habitats beschikbaar kwamen.
- Fossielen vormen zich niet zomaar: je hebt materiaal nodig dat zich netjes opstapelt en zuurstofarme omgevingen vormt. Als dat er niet is, zijn er ook geen fossielen (of veel minder) te vinden. Het is een mechanisme met positieve terugkoppeling---eerst langzaam, dan wat harder, dan weer wat harder en opeens bam fossiliseert er zoveel dat wij dat na 535 miljoen jaar nog steeds terug kunnen vinden.
Er zijn nog veel andere verklaringen mogelijk (ik heb er maar een paar uitgelicht) en zoals gebruikelijk zal de waarheid wel ergens in het midden liggen. Een fascinerende tijd blijft het in ieder geval wel.
2) is de bepaling van ouderdom met radioactiviteit wel echt zo betrouwbaar?
Volmondig
JA. Binnen de limieten van Aardse omstandigheden absoluut betrouwbaar. Alhoewel het een spookachtig proces lijkt, is het goed te beschrijven en te bestuderen. Er wordt al decennialang bijgehouden wat de vervalsnelheid van allerlei radioaktieve materialen is en zelfs met onze meest gevoelige apparatuur is er geen enkele vertraging waarneembaar. Dat wil niet zeggen dat ze er niet zou zijn, maar wél dat ze, zelfs al zou ze ze worden uitgesmeerd over een tijdsbestek van 4.5 miljard jaar, geen faktor van betekenis is. De ordegrootte van de leeftijd van de Aarde blijft staan als een huis.
Dat wil niet zeggen dat halfwaardetijden
nooit te wijzigen zijn: in sommige gevallen kun je ze met enkele tienden van procenten veranderen. Maar dit betreft zeer specifieke gevallen die niet worden gebruikt in radiodatering; verder is de manier waarop die veranderlijke atomen het loodje leggen nogal zeldzaam en geen faktor van betekenis bij het verval van de meeste andere isotopen. Onlangs heeft iemand een nogal controversiëel onderzoek heeft gepubliceerd waarin hij ook van een ander (en wél stuk algemener) vervalmechanisme versnelling heeft gerapporteerd. Maar ook hier zou het om hooguit een onveranderlijke procent gaan, en bovendien alleen dicht bij het absolute nulpunt én in metallische geleiders. De Aarde is veel, maar niet dat.
wat nou als de halveringstijden niet altijd hetzelfde is?
Heel simpel: dan was de Aarde nog een withete bol gloeiende lava. Bij radioaktief verval komt erg veel warmte vrij (denk aan kerncentrales die probleemloos honderden zo niet duizenden megawatts leveren) en die warmte moet ergens naartoe. Nu is het zo dat zodra er aan radiodatering wordt getwijfeld men altijd wil dat halvering in het verleden
sneller ging omdat de Aarde jonger moet zijn dan ze lijkt. Alle warmte die nu over een periode van 4.5 miljard jaar is vrijgekomen, komt dan in een tijdsbestek van, zeg, 10.000 jaar vrij. Laten we er extreem genereus 45.000 jaar van maken om de berekening simpel te houden. Dat betekent dat er
honderdduizend keer zoveel warmte afgevoerd had moeten worden dan nu het geval is, en omdat de enige manier waarop de Aarde warmte kwijt
kan raken door middel van straling naar de ruimte is, had de gemiddelde oppervlakte temperatuur een factor 100.000^(1/4) ~ 20 hoger moeten zijn: dus geen 288 K (15 graden C), maar ongeveer 5700 K (5450 graden C)---zeg oppervlak van de Zon. Het moge duidelijk zijn dat we dus juist
blij mogen zijn dat radioaktief verval zo langzaam gaat als het gaat, anders waren we zachtjes (héél zachtjes) geroosterd.
Verder is het zo dat radioaktief verval via ingewikkelde relaties is gekoppeld aan allerlei
heel fundamentele natuurconstanten. Je kunt niet zomaar radioaktief verval veranderen zonder de complete natuurkunde door de war te schoppen. Er zijn wederom controversiële waarnemingen waaruit zou blijken dat één van die natuurconstanten in een zeer ver verleden een zeer kleine afwijking vertoont met de waarde die ze hedentendage heeft. Op dit moment wordt hard gewerkt aan herhaling van die waarnemingen, die verre van eenvoudig zijn. De eerste resultaten worden volgend jaar verwacht. Maar
dan nog is het effect op radioactief verval
klein en
niet voldoende om de leeftijd van de Aarde miljarden jaren in te korten.
De eindconclusie: de Aarde is 4,5 miljard jaar oud. Iedereen die wat anders beweert heeft een extra agenda om een ander idee te verkopen.
hieronder citeer ik een stukje van een site: [geknipt]
Het probleem bij radiometrische datering is dat je met gesteenten werkt. Gesteenten staan aan allerlei invloeden bloot: verwering, platentektoniek, enzovoort. Een ervaren geoloog zal daarom ook nooit 'zomaar' een stuk steen uitkiezen, dateren, en verwachten dat daar een zinnige leeftijd uitkomt. Je zult zorgvuldig monsters moeten nemen en selecteren en die ook zorgvuldig moeten behandelen. Laat je dat na, krijg je (op het oog) tegenstrijdige resultaten.
Alle zogenaamde tegenstrijdige resultaten zijn hierop terug te voeren. Het uitvoeren van een radiodatering lijkt eenvoudig, maar is dat zeer beslist niet. Het is een klassiek geval van
garbage in, garbage out.
3) in de bron hieronder staat dat de aarde steeds trager draait. er wordt nu vanuitgegaan dat het heel gelijkmatig vertraagt (0,005 sec/ jaar). waarom?
Het antwoord zal je verbazen: de Maan!
De Maan lijkt een klein bolletje aan de hemel, maar is best een groot brok steen dat een goed meetbare invloed op de Aarde uitoefent: de getijden zijn er het beste voorbeeld van. Nu wil het geval dat de Aarde geen starre bol is, maar meegeeft onder invloed van de enorme kracht die de Maan op haar uitoefent. Ze vervormt en is daardoor geen mooie bol meer. Het netto resultaat is dat één gedeelte van de Aarde daardoor wat harder wordt teruggeduwd dan aan het andere wordt getrokken. De draaiing van de Aarde remt hierdoor af; het is alsof je een draaiende tol zachtjes tegen zijn draairichting in duwt. Het omgekeerde effect (de invloed van de Aarde op de Maan) is er debet aan dat de Maan altijd met dezelfde zijde naar ons staat. De Maan is helaas niet zwaar genoeg om datzelfde kunstje uit te halen met de Aarde, die altijd wel zal blijven draaien. Maar over een tiental miljoen jaar is een dag dus duidelijk langer dan ze vroeger was.