Een excerpt uit 'Over de Heilige Schrift' van Robert G. Ingersoll, over verschillen tussen de evangeliën.
VII. HET NIEUWE TESTAMENT?
Wie schreef het Nieuwe Testament?
Christelijke geleerden geven toe dat ze het niet weten. Zij geven toe dat, áls de vier evangeliën waren geschreven door Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes, zij geschreven zouden moeten zijn in het Hebreeuws. En tóch is er nooit een Hebreeuws manuscript van één van deze evangeliën gevonden. Allen waren geschreven in het Grieks. Jacobus en Judas werden geschreven door personen die nooit de vier evangeliën hebben gelezen. In deze brieven – in Jacobus en Judas – is niet één referentie gemaakt naar één van de evangeliën, noch naar enig wonder die daar in beschreven wordt.
De eerste vermelding van één van de evangeliën dateert van ongeveer honderd acht jaar na de geboorte van Christus, en de vier evangeliën werden pas voor het eerst genoemd en geciteerd aan het begin van de derde eeuw, ongeveer honderd zeventig jaar na de dood van Christus. We weten nu dat er vele andere evangeliën bestonden naar onze vier, waarvan sommige verloren zijn geraakt. Er waren de evangeliën van Paulus, van de Egyptenaren, van de Joden, het evangelie van de vervolmaking [gospel of the perfection], van Judas, van Thaddeus, het evangelie van de kindsheid [Gospel of the Infancy], van Thomas, van Maria, van Andreas, van Nicodemus, van Marcion en vele anderen. En zo waren er de Handelingen van Pilatus, van Andreas, van Maria, van Paulus en Thecla, en vele anderen; er was ook een boek genaamd 'de Herder van Hermas'.
In het begin werd niet één van deze boeken beschouwd als zijnde geïnspireerd. Het Oude Testament werd als heilig gezien; maar de boeken die nu het Nieuwe Testament vormen werden gezien als menselijke produkten. We weten nu dat we geen idee hebben wie de vier evangeliën hebben geschreven.
De vraag is; 'Waren de schrijvers van deze vier evangeliën geïnspireerd?'
Als ze geïnspireerd waren, dan moeten de vier evangeliën waar zijn. Als ze waar zijn dan moeten ze met elkaar overeenstemmen.
De vier evangeliën stemmen niet overeen. Mattheus, Marcus en Lucas wisten niets over het zoenoffer, niets van de zaligmaking door het geloof. Zij kenden alleen het evangelie van de goede daden – van de liefdadigheid. Zij onderwijzen dat als wij anderen vergeven, dat God ons zal vergeven. Het evangelie van Johannes is het hier niet mee eens. In dat evangelie wordt ons verteld dat we moeten geloven in onze Heer, Jezus Christus; dat we opnieuw geboren moeten worden; dat we het bloed van Jezus moeten drinken, en zijn vlees moeten eten. In dit evangelie vinden we het dogma van het zoenoffer, en dat Christus voor ons stierf en in onze plaats leed. Dit evangelie is volstrekt in tegenspraak met de andere drie. Als de andere drie waar zijn, dan is het evangelie van Johannes onbetrouwbaar. Als het evangelie van Johannes geschreven is door een geïnspireerde man, dan waren de schrijvers van de andere drie niet geïnspireerd. Hier kan men zich onmogelijk uit redden. De vier kunnen niet waar zijn.
Het is overduidelijk dat er vele interpolaties voorkomen in de vier evangeliën. In het 28ste hoofdstuk van Mattheus staat bijvoorbeeld een verslag over de bewakers bij het graf van Christus die smeergeld kregen om te zeggen dat de discipelen van Jezus het lichaam hadden weggehaald terwijl de bewakers sliepen. Dit is duidelijk een tussenvoeging. Het is een breuk in het verhaal.
Het 10e vers zou opgevolgd moeten worden door het 16e. Het 10e vers luidt als volgt:
'Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien.'
Het 16e vers:
'En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had.'
Het verhaal over de bewakers dat wordt voortgezet in het 11e, 12e, 13e, 14e, en het 15e vers is een interpolatie – een postscriptum – een nabeschouwing. Het 15e vers toont dit aan. Het 15e vers:
'En zij, het geld genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag.'
Het moge duidelijk zijn dat dit verslag niet in het originele evangelie heeft gestaan, en uiteraard is het 15e vers niet geschreven door een jood. Geen jood zou dit geschreven hebben:
'En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag.'
Marcus, Johannes en Lucas hebben blijkbaar nooit gehoord dat de bewakers smeergeld hadden gekregen; of, indien zij het wel hadden gehoord vonden ze het klaarblijkelijk niet de moeite waard om het te noteren. En zo wordt ook duidelijk dat de verslagen over de Hemelvaart van Jezus Christus in Marcus en Lucas interpolaties zijn. Mattheus zegt niets over de Hemelvaart. Er heeft zich ongetwijfeld nooit een grootser wonder voorgedaan, en tóch vond Mattheus die erbij aanwezig was – die de Heer zag opstijgen, ten Hemel varen en verdwijnen – het niet de moeite waard om het te noteren. Aan de andere kant zien we dat de woorden van Christus, volgens Mattheus, in tegenspraak zijn met de Hemelvaart:
'En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.'
Johannes, die aanwezig was, als we er even van uitgaan dat Jezus écht opsteeg, zegt geen woord over het onderwerp. Als het over de Hemelvaart gaat, dan spreken de evangeliën elkaar tegen.
Marcus geeft de laatste conversatie die Christus met zijn discipelen had, als volgt neer:
'Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. En degenen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken. Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden. De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechter hand Gods.' [Marcus 16]
Is het denkbaar dat dit tafereel is geschreven door iemand die getuige was van dit wonder? Het wonder wordt door Lucas als volgt beschreven:
'En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in den hemel.' [Lucas 24:51]
'Brevity is the soul of wit' [dit is een Engels gezegde, afkomstig uit het werk van Shakespeare. Het wordt meestal gebruikt om iemand op een geestige manier aan te sporen om het betoog kort te houden.]
In de Handelingen wordt ons verteld dat: '..
als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.' [Handelingen 1:9]
Lucas, noch Mattheus, noch Johannes, noch de schrijver van de Handelingen heeft één woord gehoord van de woorden die Marcus aan Christus toe heeft geschreven. Het is een feit dat de Hemelvaart van Christus niet werd verkondigd door zijn discipelen.
In eerste instantie was Christus een mens, niet meer en niet minder. Maria was Zijn moeder, Jozef was zijn vader. De afstammingslijn van zijn vader Jozef werd gegeven om aan te tonen dat het bloed van David door zijn aderen vloeide. Toen werd beweerd dat hij de zoon van God was, dat zijn moeder een maagd was, en dat zij een maagd bleef tot haar dood. Daarna werd geclaimd dat Christus opstond uit de dood, en dat hij lijfelijk ten hemel voer. Er waren vele jaren voor nodig om het bewustzijn van de mens zover te krijgen om deze absurditeiten aan te nemen.
Als het waar is dat Christus uit de dood opstond, waarom verscheen hij niet aan zijn vijanden? Waarom ging hij niet op bezoek bij Kajafas, de hoge priester? Waarom maakte hij geen triomftocht door Jeruzalem? Als hij werkelijk ten hemel voer, waarom deed hij dat dan niet publiekelijk in de aanwezigheid van zijn vervolgers? Waarom moest dit grootste wonder der wonderen plaatsvinden in het geheim, in een hoek? Het was een wonder dat aanschouwd had kunnen worden door een enorme menigte – een wonder dat niet kon worden gesimuleerd – een wonder waardoor honderdduizenden zouden worden overtuigd.
Na het verhaal van de Verrijzenis, werd de Hemelvaart een noodzakelijk dogma. Ze moesten zich ontdoen van het lichaam. En zo zijn er vele andere interpolaties in de evangeliën en de brieven der apostelen.
Nogmaals vraag ik: Is het Nieuwe Testament waar? Gelooft nu iedereen dat de geboorte van Christus een geschenk uit de hemel was? Dat de Wijzen uit het Oosten geleid werden door een ster, en dat Herodes alle kinderen van onder de twee jaar liet ombrengen? De evangeliën staan vol met verslagen van wonderen. Hebben deze ooit plaatsgevonden?
Mattheus geeft de details weer van zo'n tweeëntwintig wonderen, Marcus ongeveer negentien. Lucas ongeveer achttien, en Johannes ongeveer zeven. Als we de evangeliën moeten geloven, genas Christus zieken, dreef hij duivels uit, bestrafte hij de zee, maakte hij de blinden ziende, voedde hij de massa's met slechts vijf broden en twee vissen, liep hij op het water, vervloekte hij een vijgenboom, veranderde hij water in wijn, en bracht hij de doden weer tot leven.
Mattheus is de enige die melding maakt van de Ster en de Wijzen – de enige die gewag maakt van de kindermoord. Johannes is de enige die iets vertelt over de opwekking van Lazarus, en Lucas is de enige die iets zegt over de opwekking uit de dood, van de zoon van de weduwe uit Nain.
Hoe is het mogelijk om in deze wonderen te geloven?
De Joden, waarvan gezegd wordt dat ze getuigen waren, geloofden er niet in. De zieken, de lammen, de melaatsen, de blinden die genezen waren, werden geen volgelingen van Christus. Van degenen die uit de dood waren opgewekt is nooit meer iets gehoord. Kan een intelligent mens in het bestaan van duivels geloven? De schrijvers van drie van de evangeliën zeker. Johannes zegt nergens dat Jezus duivels uitdreef, maar Mattheus, Marcus en Lucas beschrijven vele gevallen.
Kan een normaal mens heden ten dage geloven dat Christus duivels uitdreef? Als zijn discipelen hebben gezegd dat hij dat deed, dan hebben ze zich vergist. Als Christus het had gezegd, dan was hij krankzinnig of een oplichter.
Als de beschrijvingen van duiveluitdrijvingen onwaar zijn, dan waren de schrijvers onwetend of oneerlijk. Als ze schreven vanuit hun onwetendheid, dan waren ze niet geïnspireerd. Als zij schreven over iets dat onwaar is, dan waren ze niet geïnspireerd. Als wat zij hebben geschreven een leugen is, of ze zich ervan bewust waren of niet, dan waren ze niet geïnspireerd.
In die tijd werd geloofd dat verlamdheid, epilepsie, doofheid, krankzinnigheid, en vele andere ziekten, veroorzaakt werden door duivels; dat duivels bezit namen en leefden in de lichamen van mannen en vrouwen. Christus geloofde dit, onderwees dit geloof aan anderen, en pretendeere dat hij ziekten kon genezen door het uitdrijven van duivels uit de zieken en krankzinnigen. We weten nu, als we al iets weten, dat ziekten niet veroorzaakt worden door de aanwezigheid van duivels. We weten, als we al iets weten, dat duivels niet zetelen in de lichamen van mensen. Als Christus heeft gezegd en gedaan wat de schrijvers van de drie evangeliën beweren, dan heeft Christus zich vergist. Als hij zich heeft vergist, dan was hij zeker niet God. En als hij zich heeft vergist, dan was hij zeker niet geïnspireerd.
Is het waar dat de Duivel Christus probeerde te verleiden?
Is het waar dat de Duivel Christus meevoerde naar het dak van de tempel, en hem probeerde te overreden om naar beneden te springen? Hoe kunnen deze mirakelen bewezen worden? De hoofdrolspelers hebben niets geschreven. Christus heeft niets geschreven, en de Duivel zwijgt als het graf. Hoe kunnen we weten of de Duivel Christus werkelijk probeerde te verleiden? Wie was de notulist? We weten het niet. Waar kreeg de schrijver zijn informatie vandaan? We weten het niet.
Iemand zei ongeveer zeventienhonderd jaar geleden dat de Duivel God probeerde te verleiden; dat de Duivel God meevoerde naar het dak van de tempel om hem te overreden om zich ter aarde te storten, en dat God op intellectueel gebied de meerdere was van de Duivel. Dat is het enige aanknopingspunt dat we hebben. Is er in de wereldliteratuur ook maar iets dat krankzinniger is? Intelligente mensen geloven niet langer in heksen, tovenaars, spoken en duivels, en zij zijn er volkomen van overtuigd dat ieder woord in het Nieuwe Testament over het uitdrijven van duivels lariekoek is.
Is het mogelijk om te geloven dat Christus doden opwekte?
Een weduwe, woonachtig in Nain, volgt het lichaam van haar zoon naar de tombe. Christus stopt de begravenisstoet en wekt de jonge man op uit de dood, en geeft hem terug aan zijn moeder. Deze jongen verdwijnt. Nooit horen we iets van hem weer. Niemand lijkt de geringste interesse te tonen in de man die terugkeerde uit het dodenrijk. Lucas is de enige die het verhaal vertelt. Wellicht hebben Mattheus, Marcus en Johannes er nooit van gehoord, of ze geloofden het niet, en vonden het daarom niet de moeite waard om er notitie van te maken.
Johannes zegt dat Lazarus herrezen is uit de dood; Mattheus, Marcus en Lucas zeggen er niets over. Het was wonderbaarlijker dan het opwekken van de zoon van de weduwe. Hij had niet dagen in de tombe gelegen. Hij was slechts onderweg naar het graf, maar Lazarus was feitelijk dood. Hij was reeds aan het ontbinden. Lazarus wist niet de geringste belangstelling op te wekken. Niemand vroeg hem over de wereld aan gene zijde. Niemand vroeg hem naar overleden vrienden. Toen hij voor de tweede keer stierf was er niemand die zei:
'Hij is niet bang. Hij heeft deze weg voor de tweede maal afgelegd en weet precies waar hij heen gaat.'
We geloven niet in de wonderen van Mohammed, en tóch zijn deze met evenveel overtuiging verkondigd. We hebben geen vertrouwen in de wonderen van Joseph Smith, en tóch is het bewijs veel groter en beter. Als iemand nu zou beweren dat hij doden uit het graf kon doen opstaan, dat hij duivels kon uitdrijven, dan zouden we hem krankzinnig verklaren. Wat kunnen we dan zeggen over Christus? Als we Zijn reputatie willen redden, dan zijn we verplicht om te zeggen dat hij nooit beweerde dat hij doden kon opwekken; dat Hij nooit beweerd had dat hij duivels uitdreef.
We moeten accepteren dat deze domme en onmogelijke dingen bedacht zijn door overijverige discipelen, die hun leider probeerden te vergoddelijken.
In deze tijden van onwetendheid droegen deze verzinsels bij aan de roem van Christus. Maar heden ten dage brengen ze zijn reputatie in gevaar, en kleineren zij de auteurs van de evangeliën.
Kunnen we nu nog geloven dat water in wijn veranderde? Johannes vertelde over dit kinderachtige fabeltje, en zie tevens dat de andere discipelen erbij aanwezig waren, maar Mattheus, Marcus en Lucas hebben er niets over gezegd.
Neem het wonder van de man die genezen werd bij het badwater van Bethseda. Johannes zegt dat een engel de wateren van het bad van Bethesda beroerde, en dat een ieder die de wateren in ging nadat deze waren beroerd, genezen werden. Is er vandaag de dag nog iemand die gelooft dat een engel het bad in ging om het water te beroeren? Zijn er nog steeds mensen die geloven dat de arme stumper die als eerste ging baden, genezen werd? Toch geloofde de schrijver van het evangelie volgens Johannes in deze absurditeiten. Johannes is de enige die melding maakt van het badwater van Bethseda. Wellicht geloofden de andere discipelen het verhaal niet.
Hier staat het hele verhaal:
http://www.freethinker.nl/index.php?opt ... &Itemid=39
Een discussie over dit item vinden we hier:
http://www.freethinker.nl/forum/viewtopic.php?t=4468