O wat leuk! Weer een boek dat God aan de man probeert te brengen en waar christenen van onder de indruk zijn. Zou het wat voor mij zijn er een boeklang commentaar op te schrijven? Ik sta eigenlijk al te popelen
Maar ja, ik moet nu eigenlijk in de zon liggen. Onze Finse ene zomerweek van het jaar is aangebroken...
Dies, je geeft al meteen aan waar een onoplosbaar dilemma voor de gelovige zit. Hoe een frase "meer transparant over God en het kwaad spreken" het dilemma echter kan oplossen zie ik niet.
De opmerking van Samanthe ("als iemand zijn beul in de ogen kijkt, die iemand dan toch God ziet die zijn ware werkelijke wezen vergeten is") staat gelijk aan het woordje God te ontdoen van enige relevante inhoud en het gelijk te stellen aan de frase 'idealistisch mens'.
Dies schreef:Veel gelovigen zijn op zoek naar argumenten maar juist die behoefte bezorgt het geloof vanwege het achteraf-karakter meteen al een flinke deuk. Tenminste, zo komt het mij voor. Hoe kan je geloven zonder eerst de argumenten goed bekeken te hebben?
Wow, wat scherp!
Feuerbach heeft hier overigens over geschreven. Hij legt vlijmscherp uit hoe geloof dat met argumenten bijeengehouden moet worden een geloof is dat bezig is af te sterven. Feuerbach moet ikzelf meestal wel een stuk of 10 keer lezen om alles mee te pakken...voor de liefhebbers: probeer het eens op die manier; naar mijn smaak een buitengewoon scherp inzicht in onze moderne cultuur:
"Geloof heeft alleen betrekking op dingen die in tegenstrijd staan met de beperkingen van de natuur en het verstand maar vanwege menselijke wensen en verlangens werkelijkheid oftewel objektiviteit gegeven moeten worden. Geloof bevrijdt de subjektieve wensen van de banden van de natuurwetten. Het schenkt dat wat de natuur en het verstand verbiedt. Vandaar dat het de mens gelukkig maakt, want het heeft altijd betrekking op zijn persoonlijke wensdromen. Waar geloof heeft bovendien geen last van twijfel. Twijfel komt pas op wanneer ik mijn eigen subjectiviteit te buiten ga, en ik aan de werkelijkheid een recht van bestaan geef dat onafhankelijk is van mijzelf. Maar in geloof wordt het hele begrip twijfel van tafel geveegd, want in geloof staat het subjektieve gelijk aan het objektieve, zelfs aan het absolute. Geloof is niets anders dan geloof in de absolute werkelijkheid van subjektiviteit."
"Het godsbewijs is [daarom] in strijd met de religieuze geest omdat het 'bestaan' opvat als iets buiten zichzelf, en men dus twijfel voelt opkomen dat God wel eens slechts een veronderstelling zou kunnen zijn, een wezen dat slechts als idee bestaat. Deze twijfel moet meteen onderdrukt worden door God te bewijzen als een bestaan gescheiden van de mens, gescheiden van gedachten, een echt bestaan op zichzelf. Het bewijs is in strijd met de geest van de religie, niet slechts omdat het een formele gevolgtrekking is van iets wat religie van nature al automatisch impliceert, maar omdat zo de nadruk komt te liggen op het gescheiden zijn, terwijl in oorsprong religie instinctief het menselijke en goddelijke verbindt. Want voor religie is God geen zaak van abstracte gedachten, maar een beleefde waarheid en werkelijkheid."
"De godsbewijzen hebben dus als doel het interne extern te maken, God af te scheiden van de mens. Tezelfdertijd echter leveren de godsbewijzen het resultaat op dat de menselijke natuur ermee bewezen wordt. De verschillende godsbewijzen zijn niets anders dan verschillende zeer interessante vormen van menselijke zelfbevestiging. Het Argument van Ontwerp bijvoorbeeld is de zelfbevestiging van de menselijke eigenschap logisch te kunnen denken. Wanneer God eenmaal bewezen is, is hij niet langer iets in ons, een wezen voor ons geloof, ons gevoel, onze natuur, maar een wezen op zichzelf (Ding an sich), een wezen buiten onszelf. In andere woorden God is dan niet meer een geloof, een gevoel, een gedachte, maar een bestaan onafhankelijk van ons geloof, gevoel en gedachten.
Maar zulk een bestaan moet een bestaan zijn dat overeenkomt met wat onze zintuigen als 'wezen' beschouwen, dus een zintuiglijk bestaan. Het idee van een zintuiglijk bestaan wordt al verondersteld in de karakteristieke uitdrukking 'buiten onszelf'. Weliswaar weigert de theologie er de natuurlijke betekenis aan te geven die het woord heeft, maar indien dit slechts 'een manier van spreken' is, dan is dit 'wezen' bijgevolg ook figuratief. En het gaat er nu juist om een objectief wezen buiten onszelf te bewijzen. Echt, zintuiglijk bestaan is dat wat niet afhankelijk is van mijn mentale activiteit, maar waardoor ik beïnvloed wordt of ik het wil of niet, wat er is wanneer ik er niet ben of bestaat wanneer ik het niet denk of voel. Het bestaan van God moet daarom ergens in de ruimte plaatsvinden, in het algemeen moet het iets zintuiglijks, kwalitatiefs zijn. Maar God valt niet te zien, niet te horen, op geen enkele manier door de zintuigen op te merken. Indien ik van mening ben dat ik niet voor hem besta, bestaat hij niet voor mij. Indien ik niet in God geloof, dan is er geen God voor mij. Indien ik geen vroom gemoed heb, indien ik me beperk tot het leven dat de zintuigen mij voorschotelen, dan heeft hij geen plaats in mijn bewustzijn. Hij bestaat dus slechts in hoeverre hij gevoeld wordt, gedacht wordt, of aan zijn bestaan geloofd wordt. De toevoeging 'voor mij' is zelfs overbodig. Zijn bestaan is dus echt [gevoeld], maar tezelfdertijd niet echt [bestaand als volle definitieve werkelijkheid]."
"Atheïsme is het noodzakelijk gevolg van deze tegenstrijdigheid. Het bestaan van God móet in essentie een empirisch bestaan zijn, zonder dan men er enige kenmerken van kan aanwijzen. Het is een zaak van 'ervaren', en toch is het weer geen object dat men kan onderzoeken. Men wordt opgeroepen het in de werkelijkheid te zoeken, maar het vult de geest met gevoelsmatige denkbeelden en veronderstellingen. Bijgevolg -wanneer deze pretenties zich niet uitkristalliseren, of indien men moet concluderen dat de 'ervaring' van de werkelijkheid eerder de ontkenning van deze denkbeelden oproept- is men ook volledig gerechtvaardigd dit bestaan te ontkennen."
"We zien dus dat het volkomen juist is wanneer men opmerkt dat het geloof in het bestaan of niet-bestaan van God totaal geen consequenties heeft voor onze innerlijke gesteldheid. Natuurlijk zou men kunnen opmerken dat een geloof in Gods bestaan inspirerend is, maar dat 'is' betekent een innerlijke staat. Het bestaan van God is dan dus een werking, een beweging. En hoe meer dit bestaan empirisch wordt, des te minder het inspireert. In zoverre religie gebaseerd is op het bestaan van God als een empirische waarheid, heeft het geen enkele betekenis voor de innerlijke dispositie. Precies hetzelfde zien we in alle andere uiterlijke religieuze zaken zoals riten, ceremonieën, inzettingen, sacramenten: hoe meer ze zaken van belang op zichzelf worden, des te minder effect ze hebben op de innerlijke staat van de mens. Dus hoe meer men behoefte heeft aan het bewijs van het bestaan van God, des te minder religie beleefd wordt. Het geloof erin wordt de hoofdzaak."
"Het is veelzeggend dat de drang tot godsbewijzen in moderne tijden zo is toegenomen, nu empirisch onderzoek en materialisme met volle kracht zijn ontwikkeld. Weliswaar geloofde ook de eenvoudige religieuze oermens dat het bestaan van een empirische God een plaats had -hoewel men aan een plaats boven de aarde dacht-, maar zijn veronderstellingen hadden niet zo'n naakte, feitelijke, significante betekenis. In de verbeelding ging het uitwendige zonder moeite over op het innerlijke van de mens. De verbeelding is de werkelijke plaats van iets dat afwezig is, iets wat de zintuigen niet waarnemen, maar toch als bestaand gevoeld wordt. Slechts de verbeelding kan de tegenstrijdigheid oplossen, tussen iets wat zowel zintuiglijk als niet zintuiglijk is. Slechts de verbeelding behoedt de mens voor atheïsme. In het bestaan van de verbeelding kan zo'n bestaan gevoelens opleveren, zij bevestigt zichzelf door zich aan te dienen als een kracht. Via deze kern van het zintuiglijk bestaan kan de verbinding worden gelegd naar het objektief zintuiglijk bestaan. Waar God een levende waarheid is, een object waar de verbeelding mee speelt, daar gelooft men ook aan verschijningen van God. Maar, aan de andere kant, waar het vuur van de religieuze verbeelding is uitgeblust, waar zintuiglijke effecten of verschijningen van een onafhankelijk zintuiglijk bestaan ophouden, daar verandert zo'n bestaan in een dood, met zichzelf in strijd zijnd bestaan. En vandaar gaat het onherroepelijk over op de negatie, op atheïsme."
(zie vooral hoofdstuk 20 van De Essentie van het Christelijk Geloof:
http://www.kolumbus.fi/volwassengeloof/feuerbach.htm#20 )