Wel waar joh.
1 Tessalonicenzen 4:16 17, “want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.”
Toen ik nog vast zat in dat "eindtijddenken" was o.a. het tijdschrift "Het Zoeklicht" mijn bron.
Destijds (rond 1995) hadden zij nog geen website maar verschenen in hun bladen veel artikelen over de "Eindtijd", "wederkomst van Christus" en "De Opname" (the rapture) die tegenwoordig ook daar zijn te vinden. Klik op
verder komen. Ik vulde daar "opname" in en kwam uit op o.a. deze vier artikelen van Henk Schouten over het onderwerp.
Het Zoeklicht schreef:Opname van de gemeente
De opname van de gemeente verwijst naar een gebeurtenis zoals voorzegd in 1 Tessalonicenzen 4:16 17, “want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.” Deze tekst laat ons zien dat er Christenen zijn die leven wanneer de Here Jezus Zijn gemeente thuishaalt. Zij zullen ‘weggevoerd worden’. We zeggen ook wel eens ‘opgenomen worden’. Deze gelovigen zullen, samen met de eerder gestorven gelovigen, onze Here in de lucht ontmoeten om voor altijd bij Hem te zijn. Deze gebeurtenis heeft nog niet plaats gevonden, anders zat u nu niet rustig dit artikel te lezen.
Verschillende gezichtpunten
Over het algemeen is er weinig verschil van inzicht voor wat betreft de wederkomst van de Here Jezus naar de aarde, de meeste orthodoxe kerken belijden die wederkomst. Daar tegenover wordt er over de ‘opname’ wel verschillend gedacht. Het verschil wordt dan meestal gezien in het moment waarop deze opname plaats zal vinden. Grofweg zijn er vier uitgangspunten:
Na de grote verdrukking.
Uitgangspunt is dat de opname plaatsvindt als een fase van de wederkomst. De gemeente wordt opgenomen in de lucht, ontmoet daar de Here en keert met Hem direct terug naar de aarde. Dat gebeurt allemaal na de grote verdrukking.
In het midden van de verdrukking. De verdrukking duurt zeven jaar, na drieënhalf jaar wordt het verbond gebroken, dan begint de feitelijke grote verdrukking. Op dat moment zou, volgens dit uitgangspunt, de gemeente worden opgenomen.
Gedeeltelijke opname.
Het uitgangspunt hier is dat er aan het begin van de verdrukking, de laatste jaarweek waar Daniël over spreekt, een deel van de gemeente zal worden opgenomen, waarna geleidelijk aan ook de overigen worden opgenomen.
Voor de verdrukking.
Dit uitgangspunt is wereldwijd algemeen bij de gelovigen die ook geloven dat we nu nog vòòr het duizendjarig rijk leven en houdt in dat de opname tenminste zeven jaar voor de feitelijke wederkomst van de Here zal plaatsvinden.
Slechts één van deze uitgangspunten kan de goede zijn. Er is dan ook heel wat over gediscussieerd en geschreven. Het Zoeklicht heeft altijd betoogd dat de opname voor de (grote) verdrukking zal plaatsvinden. Wij houden het dus op punt d). Het is echter van belang de Bijbelse uitgangpunten voor zich te laten spreken. Dat willen we nu ook in enkele artikelen doen.
In het Oude Testament wordt niet over de opname gesproken. Wat niet verwonderlijk is, omdat de gemeente er toen niet was noch te voorzien was. De eerste hint in de richting van de opname vinden we in Johannes 14:2,3. De discipelen hadden heel grote zorgen over wat er allemaal gaande was en wat gebeuren zou. Zij hadden verwacht dat de Here de heerlijke beloften van het koningschap zou waarmaken, maar de tegenstand werd meer en meer tastbaar. Zij hadden het verschil tussen de eerste komst van de Here en de tweede nog niet begrepen. Om de zaak nog meer op scherp te zetten had de Here ook gezegd dat één van hen Hem verraden zou.
En toen Petrus had toegezegd dat hij zijn leven voor Jezus zou inzetten, antwoordde de Here met de woorden: “De haan zal niet kraaien eer gij Mij driemaal verloochend hebt.”
Ik schrijf deze dingen opdat we iets proeven van de sfeer, de spanning die aanwezig was. In het veertiende hoofdstuk lezen we hoe de Here de discipelen in deze omstandigheden wil bemoedigen en hen ook verder met details duidelijk maakt wat ze in de toekomst mogen verwachten. In Johannes 14:2 en 3 belooft de Here hen het volgende: “In het huis van mijn Vader zijn veel woningen -anders zou ik het u gezegd hebben- want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.” Dat was natuurlijk een heel vreemde boodschap voor de discipelen. Zij konden nog niet onderscheiden tussen de eerste en de tweede komst van Jezus, hoe zouden zij moeten onderscheiden tussen de opname en de tweede komst van de Here? De Here Jezus schijnt er ook helemaal niet in geïnteresseerd te zijn hun dat nu verder uit te leggen. We zien in ieder geval wel dat voor het eerst voorzegd wordt dat er voor de terugkomst van de Here Jezus er een verplaatsing van de gelovigen zal plaatsvinden. Gelovigen zullen van de aarde naar het Vaderhuis worden gebracht. Zij zullen de Here ontmoeten, die voor hen een plaats bereiden zal. Hier zien we en dat is heel belangrijk, dat er een verschil is tussen de terugkomst van Jezus en de opname.
- Bij de terugkomst van Jezus zal hij naar de aarde komen, Hij zal oordelen en regeren.
- Bij de opname zien we een beweging niet richting de aarde, maar richting het Vaderhuis. De Here zal de Zijnen naar Zijn Vader brengen.
Deze beide gebeurtenissen hebben eigenlijk niets gemeenschappelijks, behalve dat de Here erbij betrokken is. De mensen die geloven dat de opname na de grote verdrukking zal plaatsvinden, de groep hier boven onder letter a) genoemd, kunnen naar mijn inzicht hier geen verklaring voor geven zonder de feitelijke boodschap van Johannes 14:2 en 3 geweld aan te doen.
Het gaat er natuurlijk niet om gelijk te hebben, we mogen ons bovenal verheugen in de geweldige boodschap: eenmaal zal de Here ons thuis brengen. Eenmaal mogen we dat huis van de Vader binnengaan. Wat een uitzicht en wat een belofte is dat. Met de gelovigen de eeuwen door roepen we Maranatha, de Here zal zeker komen.
Ds. Henk Schouten
Opname van de gemeente (2)
Jaren nadat Paulus tot geloof gekomen was, werd hem door de Here Jezus een geheimenis onthuld. We hebben het over het geheimenis van de opname van de gemeente (1Kor. 15:51). Over deze opname werd in het Oude Testament niet geschreven. Dat kon ook niet, want dat er een gemeente gevormd zou worden uit de Joden en de andere volkeren samen, was evenmin bekend. In het Nieuwe Testament wordt onthuld hoe die gemeente is ontstaan, waarop ze gebouwd is en wat haar toekomst zal zijn. Het is de apostel Paulus die in dit alles een heel belangrijke taak toebedeeld heeft gekregen.
In 1 Tessalonicenzen 4 en 5 schrijft Paulus uitvoerig over de toekomst van de gemeente. Het is de hoop voor al Gods kinderen. Het is de boze die er op uit is het zicht op deze blijde dingen te verdoezelen, of de werkelijkheid ervan te ontkennen.
Veel christenen zijn vooral bezig met het hier en nu, terwijl Gods woord ons juist leert dat we bijwoner zijn, vreemdeling. We hebben een hemelse toekomst. Dat is de hoopvolle boodschap die we een hopeloze wereld in mogen dragen.
Paulus heeft enkele weken in Thessaloniki mogen werken en velen tot de Here Jezus mogen leiden. Vanwege vervolging en verdrukking was hij genoodzaakt deze stad te verlaten. Weer later stuurt hij Timoteüs naar de stad terug om te informeren naar de stand van zaken in de prille gemeente. Timoteüs mag met fijne berichten terugkeren, maar ook met een aantal theologische vragen in relatie tot de opname van de gemeente. Die vragen komen hier op neer: “Paulus, wat gebeurt er met de overleden broeders en zusters wanneer de gemeente wordt opgenomen?” In zijn beantwoording bouwt Paulus voort op het onderwijs dat hij hen tijdens zijn zendingswerk had geleerd. Het is interessant te beseffen dat Paulus in de paar weken die hij in Thessaloniki verbleef, blijkbaar al uitvoerig over de toekomst van de gemeente gesproken had. Het is niet een bijzaak van het evangelie, maar een hoofdzaak!
Praktische betekenis
In 1 Tessalonicenzen 4:13 ontvangen we allereerst een geweldige bemoediging. Wanneer het gaat om onze overleden broeders en zusters, dat kunnen natuurlijk ook gelovige verwanten zijn, hoeven we niet bedroefd te zijn. Daarin wordt een enorm verschil zichtbaar met ongelovige mensen. Mensen zonder geloof in Christus en zonder geloof in de opstanding, kennen en ervaren geen troost uit de dingen die voor gelovigen in die heel moeilijke momenten juist zo waardevol zijn.
Wat is dat verschil? In het volgende vers legt de apostel dat uit.”Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem.” Allereerst wordt hier gezegd dat gestorven gelovigen bij God gebracht worden; ‘wederbrengen met Hem.’ De vrucht van de zonde - of beter, de ramp die de zonde bracht, namelijk de scheiding tussen God en mens - is voor gelovige mensen opgeheven. Niet langer uitgesloten van de gemeenschap met God, maar het sterven brengt ons juist bij Hem terug.
Voor alle duidelijkheid, die terugkeer in de relatie tot God is door Jezus Christus. Buiten Jezus is er geen weg tot God. ‘Niemand komt tot de Vader dan door Mij.’
De garantie van de opname
“Want indien we geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem,” vers 14. Het feit dat Jezus is gestorven en opgestaan, een onderwerp dat ook in vele oudtestamentische profetieën was voorzegd, is de garantie voor de opname. Wat eens profetie was, is werkelijkheid geworden. In diezelfde lijn plaatst Paulus de hoop van de opname van de gemeente. Daarmee maakt Paulus van de opname een zeer belangrijk geloofsdogma.
Betreffende de overledenen
Na bovenstaand dogma beschreven te hebben, gaat de apostel feitelijk in op de vraag naar de overleden broeders en zusters. Wanneer de Heer Zijn gemeente thuishaalt, zullen de overledenen het eerst opstaan, schrijft Paulus (1Tess. 4:16). Dit betekent dat, wanneer een broeder of zuster sterft, zijn ziel direct in de nabijheid van de Heer mag komen (2Kor. 5:8). Bij de opname krijgen de overledenen een nieuw en verheerlijkt lichaam. Dat gebeurt direct voorafgaande aan de opname van de bij de opname nog levende gelovigen; “zij die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken weggevoerd worden in de lucht,” vers 16,17.
Wat een geweldige troost moet dit voor de Tessalonicenzen geweest zijn. Maar vandaag zijn die zelfde woorden nog altijd waar en betrouwbaar. Daar klinkt hoop en verwachting in door. Wij hoeven niet bedroefd te zijn, zoals de andere mensen die geen hoop hebben (1Tess. 4:13). Het geloof in de opgestane Heer maakt alles anders. Hebt ú die geweldige hoop?
Op de wolken
Tenslotte dit. Wolken worden genoemd zowel bij de opname van de gemeente, als ook bij de wederkomst van de Heer. De reden is natuurlijk dat beide gebeurtenissen in de lucht plaatsvinden. Sommigen veronderstellen dat de wolken samenhangen met de gelovigen, de geweldige wolk van getuigen, zoals genoemd in Hebreeën 12:1. Hoe dan ook de gestorven, zowel als de levende gelovigen worden opgenomen in de lucht en zullen voor altijd met de Heer zijn. Dat betekent, zoals we een vorige keer schreven, dat we in het Vaderhuis worden gebracht (Joh. 14:1-3).
Deze boodschap werd aan de Tessalonicenzen gebracht met de woorden: ‘vermaant elkander dan met deze woorden.’ Feitelijk gaat het om vertroosting, zoals de Statenvertaling dat veel beter weergeeft. Het is echt een fantastische perspectief, voor een ieder die gelooft.
Maranatha, Jezus zal spoedig terugkomen.
Ds. Henk Schouten
Opname van de gemeente (3)
Wanneer we kijken naar de dingen die we in de Bijbel vinden over de opname van de gemeente, moeten we ook aandacht geven aan 2 Tessalonicenzen 2. Er is tussen het schrijven van de beide brieven aan de Thessalonicenzen blijkbaar iets gebeurd. Er zijn leraren gekomen die stelden dat de dag des Heren al was aangebroken. Dat is lijnrecht in strijd met wat Paulus in 1 Tessalonicenzen geschreven had. Daar stonden we eerder bij stil.
Het is een eerste verwijzing naar de leer die we vandaag ‘posttribulationisme’ noemen. Dat moeilijke woord betekent dat de gemeente door de grote verdrukking heen zal gaan. Het Zoeklicht heeft altijd verkondigt en doet dat ook vandaag nog, dat de gemeente niet dóór, maar vóór de grote verdrukking van de aarde zal worden weggenomen. Paulus is door Timoteüs over de dwaalleer, die in Thessaloniki de ronde deed, geïnformeerd en schrijft helder in 2 Tessalonicenzen 1:6-10 van Gods oordeel over valse leraren.
In hoofdstuk 2 lezen we bemoedigende woorden: 'maar wij verzoeken u broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus en onze vereniging met Hem, dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeerd, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren reeds aanbrak.’ De valse leraren waar de apostel op wijst, blijken zelfs de naam van Paulus gebruikt te hebben om hun dwaalleer kracht bij te zetten. Paulus gaat dan door en legt uit dat de dag des Heren er nog niet kan zijn, want eerst moet de mens der wetteloosheid zich openbaren. Deze mens der wetteloosheid zien we ook beschreven in Daniël 7 en in Openbaring 13. Wat de apostel ons in dit hoofdstuk leert is dat, voordat de dag des Heren komt en Jezus terugkomt naar de aarde, op aarde een wetteloos mens komen zal. Nu zijn er altijd wetteloze mensen geweest, maar hier gaat het om een bijzonder heerschap. We moeten denken aan de persoon die op andere plaatsen antichrist wordt genoemd. In 2 Tessalonicenzen wordt deze mens ook ‘zoon des verderfs’ genoemd, een tegenstander die zich als God wil manifesteren. Feitelijk zal deze persoon de vrucht van het paradijs helemaal doorslikken en menen als God te zijn.
We leven vandaag in een wereld die buitengewoon antichristelijk aan het worden is. Onze cultuuruitingen zijn steeds meer een verzet tegen de geboden van God. Godslastering is populair. Je kunt als christen haast geen tv-programma meer bekijken. Grove, godslasterlijke taal moet. Maar ook de wetgeving geeft meer en meer blijk van minachting van de geboden van God. We zien dat vooral in de afwezigheid van normbesef en in het aanvaarden van allerlei levensvormen die ingaan tegen Gods regelgeving. Uiteindelijk zal deze van God losgeslagen wereld een regering krijgen en daarbij een regeringsleider die een exponent van al dat Godslasterlijke is. De mens der wetteloosheid, die zich tegen alles van God verheft.
Nu schrijft Paulus dat de dag des Heren niet kan komen, voordat deze wetteloze gekomen is. Die wetteloze op zijn beurt kan niet komen, omdat er nu nog een weerhoudende macht is. Je krijgt als volgorde dus dit: a) er is een weerhoudende macht; b) wanneer die weerhoudende macht weggenomen is, kan de mens der wetteloosheid komen; c) die mens der wetteloosheid wordt door de komst Jezus zelf machteloos gemaakt.
Wie wordt er nu met die weerhouder bedoeld? Ik gebruik nog wel eens dit voorbeeld: Op een verjaardagsfeest komen gelovige familieleden bij ongelovigen. Na verloop van tijd, gaan de gelovigen huiswaarts, maar weten dan, dat na hun vertrek het ‘feest’ pas echt begint. Dan vloeit de alcohol rijkelijk en dan worden de moppen pas echt leuk. U begrijpt, de gelovige is daar de weerhouder. Wanneer de gemeente thuisgehaald zal zijn, zal de weerhouder niet meer op aarde zijn. Dan kan het antichristelijke in al zijn onreinheid optreden.
Over die wetteloze mens lezen we in 2 Tessalonicenzen 2:9-11 ondertussen een paar opvallende dingen. Die mens der wetteloosheid zal vervuld zijn van satan, er zullen bedrieglijke tekenen zijn, er zal geen liefde voor de waarheid meer zijn.
Het geestelijk klimaat, passend bij de antichrist die komen gaat, wordt vandaag gecreëerd. Er is een hype als het gaat om het bovennatuurlijke, de Harry Potter-hysterie is er een bewijs van, maar er is veel meer te noemen. Waarheid is vandaag relatief geworden, dat is modern. Je mag nergens meer zeker van zijn. Bedrieglijke tekenen komen ook steeds meer in. Zelfs op christelijk erf zoekt men het wonder, het bovennatuurlijke, het spectaculaire. Laten we beseffen dat de antichrist ook een antikerk zal hebben. Zijn we waakzaam?
Het meest tragisch is wat we dan lezen (vers 11): God zal een geest der dwaling zenden. Veel mensen die nu niet willen, kunnen straks de waarheid gewoon niet meer onderscheiden. Ook dat ervaar ik steeds vaker. Agressie tegen de waarheid, agressie tegen de Bijbelse werkelijkheid.
Samenvattend leren we in 2 Tessalonicenzen dat de gemeente zal worden opgenomen en hoe het verloop van de laatste dingen zijn zal. a) de opname van de gemeente (wegnemen van de weerhouder); b) openbaring van de antichrist (mens der wetteloosheid) en c) terugkomst van Jezus Christus (uitroeiing van de antichrist). We lezen hier feitelijk een vlammende waarschuwing, maar we lezen ook van een geweldige hoop. Dat is een boodschap die we niet langs ons heen moeten laten gaan.
Ik geloof het vast en zeker: Maranatha, Jezus Christus zal spoedig terugkomen.
Ds. Henk Schouten
Opname van de gemeente (4)
Het centrale thema van Openbaring is de fantastische terugkomst van Jezus Christus. Nadat de boze zich op vreselijke wijze zal manifesteren, zoals beschreven in Openbaring 13, zal onze Heer verschijnen (Op. 19 e.v.). De wereld zal onze Heer in Zijn glorie zien! Openbaring houdt zich dan ook bezig met de heftige confrontatie tussen die beide supermachten, Satan en Jezus Christus; de afloop ligt vast. We lezen in dit laatste Bijbelboek over het duizendjarig rijk, dat vandaag zo ver weg lijkt, maar misschien wel verrassend dichtbij gekomen is. Dan denken we niet aan de schijnvrede die de antichrist zal brengen, maar aan de vrede die onze Heer brengen zal, voor Jeruzalem en voor alle volken die gehoorzaam zullen zijn.
Toch horen we in dit laatste Bijbelboek ook over de opname van de gemeente. In Openbaring 2:25 lezen we: “maar wat gij hebt, houdt dat vast, totdat Ik gekomen ben.” Nee, de opname wordt niet expliciet genoemd, maar wanneer we andere Bijbelplaatsten lezen en zien dat het komen van de Heer een komen op de wolken voor de Zijnen zal zijn, dan gaat het wel om datzelfde moment.
Duidelijk is wat we lezen in Openbaring 3:10-11. “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking die over de hele wereld komen zal.” Dit gedeelte is een heerlijke belofte aan de gemeente te Filadelfia. Die belofte houdt in dat de gelovigen niet door de grote verdrukking (ure der verzoeking), die over de hele wereld zal komen, zullen hoeven te gaan. De Griekse taalconstructie geeft helder aan dat ze uit (ek) die ure bewaard zal worden. Dit ‘ek’ gekoppeld aan het Griekse woord ‘tereo’ betekend gewoon, zoals ook vertaald is ‘bewaard worden voor’. Als de gemeente door de ure der verzoeking zou moeten gaan, had er eenvoudig ‘door’ (het Griekse dia) geschreven kunnen worden. Let er ook op dat er staat: voor de ure der verzoeking. Het gaat niet alleen om een bewaard worden voor de verzoeking zelf, bijvoorbeeld erdoorheen, zoals Noach in de ark werd bewaard. Nee vóór de ure, dan kunnen we meer denken aan Henoch, die vóór de zondvloed werd opgenomen.
In Openbaring 1:19 lezen we een belangrijke aanduiding voor de verklaring van het boek Openbaring: “Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt, hetgeen is en hetgeen na deze geschieden zal.” Een driedeling in de tijd: verleden, heden en toekomst. Zien we die opdracht nu in dit laatste Bijbelboek ook terug? Zeker, hoofdstuk één beschrijft de verleden tijd, dat wat Johannes op Patmos zag. Hoofdstuk twee en drie beschrijven de tegenwoordige tijd, het tijdperk van de gemeente, profetisch omschreven in de vorm van de zeven rondzendbrieven. Hoofdstuk vier begint dan opmerkelijk. Johannes moet opklimmen naar de hemel. Wanneer we in Johannes een nieuwtestamentische gelovige zien, begrijpen we dat de gemeente thuis mag komen. Vanuit de hemel maakt Johannes dan mee wat er verder gebeuren gaat en wat voor hem geldt zal dan ook voor ons gelden. Symbolisch zien we de vierentwintig oudsten als representanten van de gemeente. Nu staat er in Openbaring 4:1 “Ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet.” Dat sluit helemaal aan bij het derde deel dat Johannes moest beschrijven: verleden, heden en toekomst. Na het tijdperk van de gemeente laat het laatste Bijbelboek in de hoofdstukken 4-18 zien wat er tijdens de Grote Verdrukking gebeuren zal.
Een ander punt vinden we in Openbaring 5:9-10. De NBG-vertaling heeft daar het woordje ‘hen’ tussen haakjes staan “Gij hebt (hen) gekocht.” Dat betekent dat dit woord voor de duidelijkheid is ingevoerd, dus niet oorspronkelijk is, maar een keuze/inleg van de vertalers. In de Statenvertaling staat echter ‘ons’. “Gij hebt ons Gode gekocht.” Hen of ons, dat maakt nogal uit. Deze vertaling, die we ook in de King James Version, een hele betrouwbare Engelse vertaling zien, heeft mijn voorkeur. Het betekent voor ons onderwerp dat we in Openbaring 5:9-10 lezen dat de oudsten, representanten van de gemeente, voor de terugkomst van Jezus naar de aarde al in de hemel zijn opgenomen en meemaken dat de zegels geopend worden die de Grote Verdrukking inluiden.
Wanneer we het grote gedeelte van Openbaring 4-18 overzien, ontdekken we dat er niet één keer over de gemeente op aarde geschreven wordt. Eigenlijk is dat alleen verklaarbaar als we beseffen dat de gemeente al in de hemel opgenomen is. Hetzelfde wordt eigenlijk door de verzegeling die we in Openbaring 7:1-8 en 14:1-5 lezen bevestigd. Het gaat specifiek over het volk Israël. Je kunt natuurlijk daar de kerk inlezen, maar dan leg je zelf iets in de tekst. Wanneer er Israël staat, of gesproken wordt over de stammen van Israël, lees dan ook Israël!
In Openbaring 19:11-16 zien we de Heer vanuit de hemel neerdalen. Samen met Hem verschijnt dan ook de bruid. Zij zijn gekleed in wit en smetteloos fijn linnen. De bruid kan alleen de Heer naar de aarde volgen, wanneer ze eerder is opgenomen. Sommige Bijbeluitleggers leren dat dit allemaal op hetzelfde moment gebeuren zal. Omhoog, de Heer ontmoeten, bruiloft vieren en direct weer naar de aarde om daar in heerlijkheid met de Heer te verschijnen.
Ik ben ervan overtuigt, de gemeente zal worden opgenomen, voor de Rechterstoel van Christus zal verschijnen, het bruiloftsfeest zal mogen vieren, om daarna met de Heer op aarde openbaar te worden. Waar het vooral om moet gaan is dit: zult u er bij zijn? Weet u zich het eigendom van de Heer, gekocht en betaald? Dan weet u net als ik, Maranatha, de Here zal spoedig komen.
Ds. Henk Schouten