Boven alles is hij een groot psycholoog. Hij heeft veel gedaan om de psychologie op de kaart te zetten, die als discipline in zijn tijd nog niet erkend werd zoals nu het geval is, en die ook nu nog als wetenschap eigenlijk nog maar in de kinderschoenen staat en nauwelijks op eigen benen kan staan. Hij heeft de menselijke ziel op ongeëvenaarde wijze blootgelegd, en zet zijn bevindingen uiteen in een lyrische stijl die niemand hem na kan doen.
Wat hier volgt een selectie van de gezegden van Kierkegaard, afkomstig uit zijn boeken en notities, die als kennismaking kunnen fungeren met de speelse en lichtvoetige schrijfwijze waarop Kierkegaard zijn verregaande psychologische inzichten met ons deelt.
Zo kunnen ook zij die geen of weinig behoefte voelen zich in zijn diepe en paradoxale filosofie te verdiepen een glimp opvangen van die fenomenale schittering die Kierkegaard zo groot maakt.
Without further ado, de man, de legende, Søren Kierkegaard:
Verbazingwekkende mensen
1
De mensen blijven me toch verbazen. Ze maken nooit gebruik van de vrijheden die ze hebben, maar eisen voortdurend vrijheden die ze niet hebben; ze hebben vrijheid van denken, ze eisen vrijheid van meningsuiting.
3
Ik praat het liefst met kinderen, want van hen kan men tenminste nog hopen dat ze redelijke wezens kunnen worden. Maar degenen die dat geworden zijn – godallemachtig!
4
Het volk begrijpt me zo slecht dat men mij niet eens begrijpt wanneer ik me erover beklaag dat men mij niet begrijpt.
5
Het vergaat mij met mijn gevoelens in het leven als die Engelsman die in geldverlegenheid kwam omdat alleen maar een biljet van 100 pond bij zich had: niemand kon hem dat wisselen.
6
Wat filosofen over de werkelijkheid te zeggen hebben is vaak even bedrieglijk als wanneer je bij een winkel een bordje leest met het opschrift: ‘Hier verzorgt men wasgoed’. Zou je binnenstappen met je wasgoed om het te laten verzorgen, dan kwam je bedrogen uit; want dat bordje staat daar alleen maar te koop.
9
Elke waarheid is alleen maar waarheid tot op zekere hoogte; komt zij aan haar grens dan komt er een contrapunt en wordt zij onwaarheid.
10
De taal vervangt het concrete door het abstracte. Zo beeldt de mens zich onmiddellijk in dat hij datgene waarvoor hij het woord weet ook feitelijk kent.
11
De meeste mensen (ook van wie beweerd wordt dat zij denken: professoren e.d.) leven en gaan door in de inbeelding dat zij nog veel meer begrepen zouden hebben, als ze maar langer zouden leven. Maar hoevelen komen tot die rijpheid waar ze dat kritische punt ontdekken waar alles omslaat en waar stijgend begrip gaat betekenen dat men begrijpt dat er iets is dat men niet begrijpen kan?
12
De hoogste opgave van het menselijk kennen is: te begrijpen dat hij niet begrijpen kan. Dit is de terugkeer tot het kinderlijke, maar dan tot het kwadraat verheven.
13
Het verschil tussen de mensen ligt alleen in de vraag hoe zij domme dingen zeggen; dát zij ze zeggen is algemeen-menselijk.
Mij spreekt uit deze selectie vooral nummer 10 aan, De taal vervangt het concrete door het abstracte..., over de relatie tussen taal en ons vermeende zeker weten omtrent te werkelijkheid. Nietzsche zegt dat je door iets te benoemen het als het ware in bezit neemt, maar zulk bezit is, zoals Kierkegaard hier treffend tot uitdrukking brengt, maar al te vaak niets dan ijdele schijn. We denken iets te weten door het te kunnen benoemen, door er een abstracte voorstelling van te maken, en vergeten daarbij zeer gemakkelijk dat de zekerheid over deze abstractie nog niet betekent dat we zeker kunnen zijn over de concrete werkelijkheid waar die naar verwijst.
Ook nummer 11 is erg mooi: hoevelen komen tot die rijpheid waar ze dat kritische punt ontdekken waar alles omslaat en waar stijgend begrip gaat betekenen dat men begrijpt dat er iets is dat men niet begrijpen kan? – Het betreft hier een verheffing van de klassieke socratische formule ‘ik weet dat ik niets weet’, waar Kierkegaard vol van lof over is. Een verheffing, en een modernisering bovendien, een naar onze tijd vertalen van deze eeuwige waarheid, want terwijl Socrates omgeven was door sofisten die meenden van alles en nog wat te weten, zijn wij in onze tijd omringd door quasi-geletterden die menen dat kennis in boeken en achter computerschermen verborgen zit, en daardoor in de misvatting blijven steken dat een accumulatief verzamelen van informatie tot grotere kennis zal leiden, terwijl het kind dat van die illusie vrij is in feite meer weet dan zij.
Tot zover deze korte introductie van de wijze waarop Kierkegaard zich over de mensen blijft verbazen.
Wat is uw mening over Søren Kierkegaard en de roem die hem toekomt?