Aart Brouwer schreef:Er werd gevraagd om bewijzen, niet om speculaties omtrent de vroege mensch in zijn natuurlijken staat. evil
Veel van datgene wat in de hedendaagse rechtspraak als bewijs gehanteerd wordt, berust op speculatie.
Bijv. de speculatie dat de armoede v.d. verdachte een drijfveer was voor de diefstal draagt een steen bij aan de verdenking van dat gepleegde delict waar de rijkdom v.d. andere (mogelijke) dader die onderbouwende steen mist en hem daarvan vrijpleit.
Zo denk ik (als pure speculatie) dat "De wil om te bestaan" noopt tot een plaatsbepaling van de drager van die 'wil' in het hem omringende geheel.
Om daarmee tot vechten, dan wel tot vluchten aan te zetten (eerst op instinctief niveau, het 'heden' accepterend en 'ervaring' als leidraad.)
Op 'bewust' niveau niét zonder meer accepterende, maar zich afvragend, "Moet ik dat accepteren"?
Het is (m.i.) dát gegeven dat tot rubriceren dwingt, om ze ná benoeming te kunnen hanteren ten faveure van die 'Wil'.
Een dwang die zich voortzet in 'zaken' die niet te rubriceren vallen (of niet vielen toentertijd) zoals natuurgeweld, maar gehanteerd konden worden door er onzichtbare (enz) áchter te veronderstellen die met offers (misschien?) mild te stemmen waren?
Extra versterkt door lepe figuren(magiërs en tovenaars en woordgoochelaars [Taede]) die in de offers een gratis broodwinning zagen (het voortouw namen, regels bedachten over hóe die offers gebracht moesten worden)
Tegengestreeft door andere lepe figuren (atheisten!) die zich ergerden aan de goedkope manier waarmee die andere slimmerds aan de kost kwamen?
Die tevens héél duidelijk waarnamen dat er ondanks de offers nog steeds dezelfde wisselvalligheid kon worden waargenomen als voorheen?
De haat v.d. 'tovenaars etc' voor die andere 'leperds' door de bedreiging van hun (goedkope) broodwinning als hún mening post zou vatten in de koppen v.d. meerderheid der stamleden?
Steeds slimmer, steeds genuanceerder, uitgroeiend tot de religismen van nú?
(verschuivend door de noodzaak om het cement te vormen tussen de individuele bouwstenen?)
Het is op dát (speculatieve) beeld (als grond) dat ik mijn bewijs bouw dat A)Goden verzinsels zijn om het onbenoembare tóch een naam te geven (ter hantering) en B)Het atheisme zo'n beetje tegelijkertijd (iets eerder m.i.) met het theisme ontstond, maar in ieder geval tegelijkertijd met het bewustzijn dat de mens zijn uniciteit verleende.
In de bijbel prachtig verwoord met de paradijs-fabel (met die zgn. zondeval als scheidslijn tussen 'Bewust' en 'Onbewust' leven!
Blijft de vraag over, "Hoe ver ligt die scheidslijn in het verleden"? (Ikzelf gok op minstens een paar honderdduizend jaar geleden!
