Hier in het dorp zie je ook een verandering optreden, vielen moslim vrouwen eigenlijk jaren lang niet op, zie je ze nu met hoofddoeken die elke haar bedekken, alleen het gelaat is zichtbaar (en de handen dan).
De mannen lopen vrijdags op weg naar de Moskee nu ook in jurken en hebben mutsjes op hun hoofd, hun vaders heb ik er nooit mee gezien.
Wat mij ook al eens opgevallen was dat de vrouwen nogal eens een waggelgang vertoonde. Sinds kort begrijp ik waarom, blijkt rachitus te zijn.
Patiënt A is een 12-jarig meisje dat men naar de polikliniek Kinderreumatologie verwees met de vraag: ‘Is er sprake van jeugdreuma?’. Sinds twee jaar had zij klachten van pijn in de polsen, knieën en enkels, alsmede spierpijn in de bovenbenen. Hierdoor kon zij moeilijk trappenlopen en lange afstanden lopen. Er was geen sprake van ochtendstijfheid. In de familie kwamen geen reumatische ziekten voor. Patiënte was afkomstig uit Marokko; zij was er de laatste vijf jaar niet meer geweest. Wij zagen een gezond ogend, gesluierd meisje, dat werd vergezeld door haar vader. Algemeen lichamelijk onderzoek bracht geen afwijkingen aan het licht. Bij het gewrichtsonderzoek vond men een geringe zwelling van de rechter pols met een verbreding net proximaal van het gewricht en duidelijke functiebeperking, geringe ontstekingsverschijnselen aan de knieën en de enkels en diffuse zwelling van de voeten. Patiënte kwam moeilijk uit een stoel overeind en had een waggelend looppatroon.
Bij bloedonderzoek waren de BSE, het hemogram, de lever-, nier- en schildklierfunctie en het eiwitspectrum zonder afwijkingen. IgM-reumafactor en antinucleaire factor (ANF) waren niet aantoonbaar. Opvallend was de extreem verhoogde activiteit van alkalische fosfatase in het serum met een waarde van 1130 U/l (normaal op deze leeftijd: 200-250). De serumcalciumconcentratie was normaal: 2,43 mmol/l bij een albuminewaarde van 42 g/l, en de serumfosfaatconcentratie was verlaagd: 0,43 mmol/l. De calciumexcretie in de urine was extreem laag: 0,25 mmol/l, terwijl de hydroxyproline-excretie verhoogd was met 85 mmol/l. De concentratie van parathormoon was sterk verhoogd: 45 pmol/l (normaal: 1-7), en de hoeveelheid 25-hydroxyvitamine D was zeer klein: < 5 nmol/l (normaal: 30-100 in het zomerseizoen, 20-70 in het winterseizoen).
Bij röntgenonderzoek werden versmalde gewrichtsspleten gezien in de heup- en de kniegewrichten. In de distale femur- en de proximale tibia-uiteinden werden Looser-zones gezien (transversale fractuurachtige ophelderingen). Er waren erosieve veranderingen zichtbaar aan beide calcanei. Aan de polsen zag men een hogere skeletleeftijd dan de kalenderleeftijd en verminderde mineralisatie distaal met verbreding, het al genoemde champagneglasfenomeen. Een botbiopsie werd niet verricht omdat patiënte nog dezelfde week met haar familie voor langere tijd naar Marokko zou gaan.
Op grond van de spierzwakte, de verbrede polsen, de verhoogde alkalischefosfatasewaarde, de verlaagde serumconcentratie van vitamine D en de verhoogde parathormoonspiegel, gecombineerd met klassieke röntgenologische afwijkingen, werd de diagnose ‘rachitis met secundaire hyperparathyreoïdie’ gesteld. De belangrijkste oorzaken van het ontstaan van deze ziekte waren de kleed- en leefgewoonten van patiënte. Vanwege haar geloof (islam) was zij zeer dik gekleed; alleen haar gezicht en handen waren onbedekt. Tevens mocht zij niet buiten spelen. De expositie aan zonlicht was dus zeer gering. In het dieet ontbraken vitamine-D-bevattende producten. De oorzaak van de ziekte werd aan de patiënte en haar vader uitgelegd. De behandeling bestond uit het geven van adviezen en uit suppletie met vitamine D en calcium.
Na de zomervakantie kwam patiënte opgewekt en normaal lopend de spreekkamer binnen. Zij mocht voortaan van haar vader buiten spelen. De spier- en gewrichtsklachten waren sterk verminderd en verdwenen in de daaropvolgende maanden. De serumactiviteit van alkalische fosfatase daalde uiteindelijk naar 221 U/l, voor haar leeftijd een normale waarde; de parathormoonspiegel daalde naar 16 pmol/l, hetgeen nog een verhoogde waarde is. De spiegel van 25-hydroxyvitamine D steeg naar 52 nmol/l.
Patiënt C is een 34-jarige Nederlandse vrouw. Zij bezocht de polikliniek Reumatologie met gewrichtszwellingen en pijnen aan de vingergewrichten, de metatarsofalangeale gewrichten, de knieën en de enkels. Sinds haar 20e jaar was zij bekend wegens psoriasis, waarvoor zij geen medicatie gebruikte. Zij had last van ochtendstijfheid, die een paar uur duurde. Zij had grote moeite met de verzorging van haar kinderen van acht maanden en drie jaar. Het huishouden deed zij zelf. Trappenlopen naar driehoog lukte nog aardig. Bij diep zuchten gaf zij pijn aan op de borstkas en in de wervelkolom. In haar familie kwam psoriasis voor. Zij was gehuwd met een Egyptische man.
Bij lichamelijk onderzoek zagen wij een zwaar gesluierde (alleen haar ogen waren onbedekt), bleke vrouw. De huid en de teennagels vertoonden psoriasiforme afwijkingen. De enkels en de distale interfalangeale gewrichten vertoonden respectievelijk duidelijke en lichte ontstekingsverschijnselen. De sacro-iliacale gewrichten en de ribbenbogen waren drukpijnlijk. De functie van de wervelkolom was normaal.
Het laboratoriumonderzoek leverde de volgende waarden op: BSE: 26 mm in het 1e uur; hemogram: geen afwijkingen; serumcreatinine: 65 ?mol/l; alkalische fosfatase: 111 U/l; serumcalcium: 2,53 mmol/l bij een albuminewaarde van 40 g/l. ANF en IgM-reumafactor waren niet aantoonbaar. De concentratie 25-hydroxyvitamine D was sterk verlaagd: < 5 nmol/l, en de parathormoonspiegel was sterk verhoogd: 25 pmol/l.
http://www.ntvg.nl/publicatie/ziek-door ... edig/print" onclick="window.open(this.href);return false;