'Over de Heilige Schrift' door Robert G. Ingersoll (1894)

 

Robert IngersollIemand zou de waarheid moeten vertellen over de Bijbel. De predikanten durven het niet, omdat ze verjaagd zouden worden van hun kansels. De professoren in universiteiten durven het niet, omdat ze hun baan kwijt zouden raken. Politici durven het niet. Zij zouden stemmen verliezen. Redacteuren durven het niet. Zij zouden abonnees kwijtraken. Handelaren durven het niet, want zij zouden klanten verliezen. Beroemdheden durven het niet omdat ze bang zijn dat ze hun status verliezen. Zelfs ambtenaren durven het niet, omdat ze bang zijn dat ze ontslag krijgen. En daarom vond ik dat ik het dan zelf maar moest doen.
 

Er zijn miljoenen mensen die geloven dat de Bijbel het geïnspireerde woord van God is – miljoenen die denken dat dit boek steunpilaar en richtsnoer is, trooster en raadgever; dat het thans vrede brengt en zicht biedt op een hoopvolle toekomst – miljoenen die geloven dat het de bron is van orde, rechtvaardigheid en mededogen, en dat de wereld dank verschuldigd is voor de vrijheid, welvaart en beschaving die uit de wijze en heilzame leringen van dit boek zijn voortgekomen – miljoenen die dit boek beschouwen als een toorts die de schaduw van de dood verdrijft, en zijn licht uitstort op een andere wereld – een wereld zonder verdriet.

 

 

 

Ze vergeten de barbaarsheid en achterlijkheid, de haat jegens de vrijheid, de religieuze vervolgingen; zij onthouden de hemel, maar vergeten de kerker van de eeuwige foltering. Zij vergeten dat het verstand geketend wordt, en het hart ontaard. Zij vergeten dat het de vijand is van intellectuele vrijheid. Vrijheid is mijn religie. Vrijheid van hand en verstand – van het denken en van de arbeid. Vrijheid is een woord dat gehaat wordt door koningen en verafschuwd door pausen. Het is een woord dat de tronen en altaren doet beven – dat de gekroonden achterlaat zonder onderdanen en de hebzuchtige handen van het bijgeloof zonder aalmoezen. Vrijheid is de bloesem en de bron waaruit de rechtvaardigheid ontspringt, en het vervult de atmosfeer met barmhartigheid. Vrijheid is het zaad en de bodem, de lucht en het licht, de dauw en de regen voor de vooruitgang, de liefde en het geluk. 

 

I. DE OORSPRONG VAN DE BIJBEL
 

Een paar zwervende families – arm, beklagenswaardig, zonder macht, bekwaamheid en kennis – afstammelingen van mensen die honderden jaren in slavernij waren geketend; onwetend als de inwoners van Centraal Afrika, waren pas gevlucht van hun meester naar de woestijn van Sinaï. Hun leider was Mozes, een man die was opgegroeid in de familie van de Farao en onderwezen was in de wetten en de mythologie van Egypte. Om zijn volgelingen in zijn greep te krijgen pretendeerde hij dat hij geïnstrueerd en geassisteerd werd door Jehova, de God van deze zwervers.
 

Alles wat zich voordeed werd toegeschreven aan de persoonlijke inmenging van deze God. Mozes verklaarde dat hij God persoonlijk had ontmoet; dat hij op de top van de berg Sinaï de stenen tafelen had ontvangen waarop deze God met zijn vinger de Tien Geboden had geschreven, en als toevoeging maakte Jehova bekend met welke offers en ceremoniën hij vereerd wilde worden, en met welke wetten het volk moest worden geregeerd.
 

Op deze manier kwam de Joodse religie en de Mozaïsche wetgeving tot stand. Vandaag de dag wordt beweerd dat deze religie en deze wetten waren geopenbaard voor de ganse mensheid.
 

Al die tijd hadden deze zwervers geen omgang met andere volken, zij hadden geen schrift, en konden lezen noch schrijven. Zij hadden niet de middelen om deze openbaringen bekend te maken aan andere volkeren, en bleven daarom gedurende tweeduizend jaar vastzitten in het jargon van een paar onwetende, verpauperde en onbekende stammen.
 

Vele eeuwen na Mozes werd de Pentateuch geschreven; het werk van vele schrijvers, en om er macht en autoriteit van uit te laten gaan, werd het auteurschap aan Mozes toegeschreven. We weten nu dat de Pentateuch niet geschreven is door Mozes. De steden die genoemd worden bestonden nog niet in de tijd waarin Mozes verondersteld werd te leven. Van munten, die niet eerder werden geslagen dan eeuwen na zijn dood, wordt gewag gemaakt. Veel van de wetten waren niet toepasselijk voor zwervers in de woestijn – wetten over landbouw, over het offeren van runderen, schapen en duiven, over het weven van kleren, over ornamenten van goud en zilver, over het cultiveren van land, over het oogsten, over het dorsen van graan, over huizen en tempels, over vestingsteden, en over vele andere zaken die van geen enkel belang waren voor een groep kwijnende zwervers in het zand en de rotsen van de woestijn.
 

Het wordt thans niet alleen meer toegegeven door de intelligente en oprechte theologen dat Mozes niet de schrijver was van de Pentateuch, maar allen geven toe dat niemand weet wie de schrijvers waren, of wie ook maar één van deze boeken geschreven heeft, of een hoofdstuk of regel.. We weten dat de boeken niet in dezelfde periode zijn geschreven, en dat ze niet geschreven zijn door één persoon. We weten dat zij vol staan met vergissingen en contradicties. Oók is bekend dat Jozua niet de auteur is van het boek dat naar hem is genoemd, omdat het verwijst naar gebeurtenissen die lang na zijn dood hebben plaatsgevonden.
 

Niemand kent de auteur van Richteren, of pretendeert deze te kennen; al wat we weten is dat het eeuwen nadat al deze Richteren waren gestorven, is geschreven. Niemand kent de schrijver van Ruth, noch van I en II Samuel; al wat we weten is dat Samuel niet de boeken schreef die zijn naam dragen. In hoofdstuk 25 van I Samuel staat een verslag van de heks van Endor die de geest van Samuel oproept. [noot van de vertaler: het verhaal over de heks van Endor staat in I Samuel 28. De schrijver of de drukker heeft hier waarschijnlijk een fout gemaakt.]
 

Niemand kent de schrijver van I en II Koningen, of van I en II Kronieken; we weten slechts dat deze boeken van weinig waarde zijn.
 

We weten dat David de Psalmen niet schreef. In de Psalmen wordt gewag gemaakt van de ballingschap, en dat gebeurde niet eerder dan vijfhonderd jaar na zijn dood.
 

We weten dat Salomo niet de schrijver is van Spreuken of Hooglied; dat Jesaja niet het boek schreef dat naar hem is vernoemd; dat niemand de schrijver van Job, Prediker, Esther kent, of van enig ander boek in het Oude Testament, met uitzondering van Ezra.
 

We weten dat in het boek Esther nergens wordt verwezen naar God. We weten tevens dat de inhoud van het verhaal wreed, absurd en vergezocht is.
 

God wordt niet genoemd in het Hooglied, het beste boek in het Oude Testament.
 

En we weten dat Prediker is geschreven door een ongelovige.
 

We weten ook dat de joden niet eerder hadden besloten welke boeken geïnspireerd en authentiek waren, dan de tweede eeuw na Christus.
 

We weten dat het idee van goddelijke inspiratie pas laat is ontstaan, en dat deze inspiratie is vastgesteld door mensen die daar zo hun opportunistische motieven voor hadden.

 

II. IS HET OUDE TESTAMENT GEÏNSPIREERD?
 

Als dat zo is dan zou het een boek moeten zijn dat geen mens ter wereld eigenhandig zou kunnen hebben geschreven.

Het zou de volmaakte filosofie moeten bevatten.

Het zou volkomen overeen moeten stemmen met alle feiten der natuur.

Het zou niet tegenstrijdig moeten zijn aan de feiten uit de astronomie, geologie of welke tak van wetenschap dan ook.

Het zou de meest pure en hoogstaande moraal moeten bevatten.

De wetten en gedragsvoorschriften zouden rechtvaardig, wijs en volmaakt moeten zijn, en zouden volkomen toepasbaar moeten zijn om gewenste resultaten te bereiken.

Het zou niets moeten bevatten wat op enigerlei wijze kan aanzetten tot wreedheid, wraak, rancune of liederlijk gedrag.

Het zou vervuld moeten zijn van intelligentie, rechtvaardigheid, zuiverheid, oprechtheid, mededogen en de geest van vrijheid.

Het zou gekant moeten zijn tegen strijd, oorlog, slavernij en wellust, en tegen onwetendheid, goedgelovigheid en bijgeloof.

Het zou moeten leiden tot de ontwikkeling van het verstand en de beschaving van het hart.

Het zou het hart en het verstand van de grootste wijzen op aarde tevreden moeten stellen.

Het zou waar moeten zijn.
 

Voldoet het Oude Testament aan deze voorwaarden? Is er iets te vinden in het Oude Testament – op geschiedkundig, theoretisch, juridisch, bestuurkundig, wetenschappelijk of moreel gebied – dat de ideeën, het geloof, de gebruiken en vooroordelen van de auteurs en het volk waarin zijn leefden, overstijgt? Is er ook maar één aanwijzing dat het afkomstig is uit een bovennatuurlijke bron?
 

De oude Hebreeërs geloofden dat de aarde het centrum van het universum was, en dat de zon, maan en sterren vlekjes aan het firmament waren. Dit komt overeen met het wereldbeeld van de Bijbel.
 

Zij geloofden dat de aarde plat was, met vier hoeken; dat de hemel, het firmament een vast lichaam was – de vloer van Jehova's huis. De Bijbel onderwijst hetzelfde.
 

Zij verbeeldden zich dat de zon rond de aarde draaide, en dat door het tot stilstand brengen van de zon, de dag verlengd kon worden. Ook dit komt overeen met de Bijbel.
 

Zij geloofden dat Adam en Eva de eerste man en vrouw waren; dat zij slechts enkele jaren daarvoor geschapen waren, en dat zij, de joden, hun directe afstammelingen waren. Dit wordt door de Bijbel onderwezen.

 

Als er ook maar iets is wat met zekerheid gezegd kan worden dan is het dat de schrijvers van de Bijbel zich hebben vergist over de schepping, astronomie, geologie; over de oorzaken van natuurverschijnselen, de oorsprong van het kwaad, en oorzaak van de dood.
 

Als het waar is dat een oneindig Wezen de schrijver is van de Bijbel, dan kunnen we er van uitgaan dat hij bekend was met alle wetenschappen, alle feiten en dat hij geen vergissingen zou kunnen maken. Als er dan toch vergissingen, misvattingen, foute theorieën, barbaarse mythen en blunders in de Bijbel staan, dan moet het geschreven zijn door beperkte wezens; en daarmee bedoel ik dus onwetende mensen die zich hebben vergist. Dat lijkt me overduidelijk.
 

Eeuwenlang heeft de kerk volgehouden dat de Bijbel absoluut waar was; dat er geen fouten in stonden; dat het scheppingverhaal waar was; dat de astronomische en geologische gegevens overeenkwamen met de feiten; dat de wetenschappers die het niet eens waren met het Oude Testament ongelovigen en atheïsten waren. Heden ten dage is dit veranderd. De ontwikkelde christenen geven toe dat de schrijvers van de Bijbel niet geïnspireerd waren als het over wetenschap gaat. Zij zeggen nu dat God, of Jehova, de schrijvers van dit boek niet inspireerde met als doel om de wereld iets bij te brengen over astronomie, geologie of enige andere wetenschap. Zij geven nu toe dat de geïnspireerde mensen die het Oude Testament schreven, niets wisten over wetenschap, en dat zij schreven over de aarde, de sterren, de zon en de maan op een manier die overeenstemt met de onwetendheid zoals die gebruikelijk was in die tijd.
 

Het duurde vele eeuwen om de theologen zover te krijgen dat zij dit toegaven. Schoorvoetend, vol boosaardigheid en haat, trokken de priesters zich terug van het slagveld, en lieten de overwinning aan de wetenschap. Zij namen een andere positie in.
 

Zij verklaarden dat de auteurs, of beter gezegd de schrijvers, van de Bijbel geïnspireerd waren in spiritueel en moreel opzicht; dat Jehova zijn kinderen bekend wilde maken met zijn wensen en zijn oneindige liefde; dat Jehova, toen hij zag dat zijn volk gemeen, onwetend en verdorven was geworden, hij hen mededogen, rechtvaardigheid, wijsheid en spiritueel inzicht wilde onderwijzen, en dat de Bijbel geïnspireerd is in zijn wetten, in de religie en in de ideeën over politiek.
 

Dit is thans aan de orde. Is de bijbel op enigerlei wijze beter in de ideeën over rechtvaardigheid, mededogen, of op moreel of religieus gebied, dan in de voorstelling van de wetenschappen? Is het moreel acceptabel?
 

Het keurt de slavernij goed – het legitimeert polygamie. Zou een demon het slechter kunnen hebben gedaan? Is het barmhartig?
 

Tijdens oorlogen rees het de zwarte vlag; het riep op tot de vernietiging, de slachting van allen – van de ouden van dagen, van ze zwakzinnigen en de hulpelozen – van de vrouwen en hun babies.
 

Waren de Bijbelse wetten geïnspireerd?
 

Honderden overtredingen werden bestraft met de dood. Stokken oprapen op zondag en je vader vermoorden op maandag waren overeenkomstige overtredingen. Er bestaat in de literatuur van de hele wereld geen bloediger wetboek. De wet van de wraak en vergelding was de wet van Jehova. Een oog voor een oog, een tand voor een tand, een arm voor een arm. Dit is barbarisme – geen filosofie.
 

Is het rechtvaardig en redelijk?
 

De Bijbel is tegen religieuze tolerantie – tegen vrijheid van godsdienst. Wie zich niet gedroeg als de  meerderheid werd gestenigd tot de dood erop volgde. Onderzoek was een misdaad. Echtgenoten werd opgedragen om hun ongelovige vrouwen aan te klagen, en om te assisteren bij hun terechtstelling.
 

Het is de vijand van de kunst. 'Gij zult geen gesneden beeld maken'.  Dit is de doodsteek voor de kunst. Palestina heeft nooit een schilder of een beeldhouwer voortgebracht.
 

Is de Bijbel beschaafd?
 

Het keurt de leugen goed, evenals diefstal, struikroverij, moord, het verkopen van besmet vlees aan vreemdelingen, en zelfs het offeren van mensen aan Jehova.
 

Is het filosofisch?
 

Het onderwijst dat de zonden van een mens kunnen worden overgedragen op een dier – op een geit. Het maakt het moederschap tot een zonde waarvoor offergaven moesten worden verricht. Het was kwaadaardig om een jongen te baren, en twee maal zo kwaadaardig om een meisje te baren. Om hetzelfde haarolie te maken als gebruikt werd door de priesters was een overtreding waarvoor men de doodstraf kon krijgen.
 

Het bloed van een vogel die gedood werd boven stromend water werd beschouwd als een medicijn.
 

Zou een beschaafde God zijn altaren besmeuren met het bloed van ossen, lammeren en duiven? Zou Hij van Zijn priesters slagers maken? Zou Hij in verrukking worden gebracht door de stank van brandend vlees?

 

III. DE TIEN GEBODEN

Sommige christelijke rechtsgeleerden – sommige hooggeplaatste en domme rechters – hebben gezegd, en zeggen nog steeds dat de Tien Geboden het fundament vormen van ieder rechtssysteem.  De absurditeit van deze bewering wordt door niets overtroffen. Lang voor deze geboden werden bedacht bestonden er soortgelijke wetten in India en Egypte – wetten tegen moord, meineed, diefstal, overspel en fraude. Zulke wetten zijn zo oud als de menselijke samenleving, zo oud als de levenslust, zo oud als de nijverheid; als het idee van de vooruitgang; zo oud als de menselijke goedheid.
 

Alle geboden van de tien die goed zijn waren oud; alle nieuwe geboden zijn dwaas. Als Jehova beschaafd zou zijn, dan zou Hij het gebod over het gedenken van de Sabbath hebben weggelaten, en zou Hij daarvoor in de plaats hebben gezegd 'Gij zult van uw medemensen geen slaven maken.' Hij zou het gebod tegen vloeken achterwege hebben gelaten, en zeggen: 'De man zal met één vrouw trouwen, en de vrouw met één man.' Hij zou die over de gesneden beelden overslaan en in plaats daarvan zeggen: 'Gij zult geen genocidale oorlogen voeren, en gij zult niet naar het zwaard grijpen, behalve in het geval van zelfverdediging.'
 

Hoeveel grootser hadden de Tien Geboden kunnen zijn als Jehova beschaafd was geweest. Alles wat we met vooruitgang associëren --  de afschaffing van de slavernij, het vervangen van de doodstraf voor celstraf, het verbieden van polygamie, de vrijheid van meningsuiting, het recht op gewetensvrijheid; kortom, alles wat heeft geleid tot de ontwikkeling en de beschaving van de mensheid; alle resultaten die zijn voortgekomen uit onderzoek, observatie, ervaring en de vrije gedachte; alles wat de mens heeft bereikt sinds haar ontwaken uit de duistere middeleeuwen – is tot stand gekomen ondanks het Oude Testament.
 

Laten we verder kijken naar de moraal, de barmhartigheid, de filosofie en goedheid in het Oude Testament.

 

HET VERHAAL VAN ACHAN
 

Jozua veroverde de stad Jericho. Voor de val van de stad verklaarde hij dat alle buit voor de Heer bestemd was. Ondanks dit bevel nam Achan voor zichzelf wat kleren, zilver en goud.
 

Hierna was Jozua van plan om de stad Ai in te nemen. Hij faalde en veel van zijn soldaten sneuvelden. Jozua zocht naar een oorzaak voor zijn falen, en ontdekte dat Achan kleding, tweehonderd zilverstukken en goud. Achan bekende, waarop Jozua reageerde daarop door Achan, zijn zonen en dochters, zijn ossen en schapen te laten stenigen tot de dood, en hun lichamen te verbranden.
 

Er is niets wat er op wijst dat de zonen en dochters een misdaad hadden gepleegd. Uiteraard zouden de ossen en schapen niet gestenigd moeten worden voor de misdaden van hun eigenaar. Dit was de rechtvaardigheid van Jehova!. Nadat Jozua deze misdaad had gepleegd, veroverde hij met de hulp van Jehova de stad Ai.

 

HET VERHAAL OVER ELISA
 

'En Elisa ging op naar Beth-El; en toen hij den weg opging, kwamen kleine jongens uit de stad, die bespotten hem en zeiden tot hem: Kaalkop, kom op; kaalkop, kom op!

 

En hij keerde zich om; en toen hij hen zag, vloekte hij hen in den naam des Heren. Toen kwamen er twee berinnen uit het woud en verscheurden twee en veertig van die kinderen.' [2 Koningen 2]
 

Dit was het werk van de goede God – de liefdevolle Jehova!

 

HET VERHAAL OVER DANIEL

Koning Darius prees en honoreerde Daniel, en de inheemse prinsen werden afgunstig. Waarop  ze Darius op het idee brachten om tot een verordening te besluiten die als doel had om iedereen die een verzoek richtte aan enige God of mens, behalve aan Koning Darius, voor dertig dagen in de leeuwenkuil moest worden opgesloten.
 

Kort daarna betrapten deze mannen Daniel, en ontdekten dat hij drie maal per dag, en met zijn gezicht naar Jeruzalem gericht, tot Jehova bad. Daarop werd Daniel in de Leeuwenkuil gegooid; de opening werd afgedekt met een steen en verzegeld met het koninklijke zegel. De koning had nachtmerries, en de volgende morgen ging hij naar de kuil en riep Daniel. Daniel antwoordde en vertelde de koning dat God zijn engel had gestuurd die de bekken van de leeuwen had afgesloten.

 

Daniel werd levend uit de kuil gehaald, en de koning bekeerde zich en geloofde in de God van Daniel. Darius, die nu in de ware God geloofde, liet de mannen halen die Daniel hadden beschuldigd, evenals hun vrouwen en kinderen, en liet allen in de leeuwenkuil werpen. 'Toen beval de koning, en zij brachten die mannen voor, die Daniel overluid beschuldigd hadden, en zij wierpen in den kuil der leeuwen hen, hun kinderen, en hun vrouwen; en zij kwamen niet op den grond des kuils, of de leeuwen heersten over hen, zij vermorzelden ook al hun beenderen.' [Daniel 6:24]
 

Wat hadden de vrouwen en de kleine kinderen misdaan? Op welke wijze hadden zij koning Darius, de aanbidder van Jehova, mishaagd? Wie beschermde Daniel? Jehova! Wie schoot tekort in het beschermen van de onschuldige vrouwen en kinderen? Jehova!

 

HET VERHAAL OVER JOZEF
 

Farao had gedroomd, en het was Jozef die de betekenis van deze droom verklaarde. Volgens deze uitleg zou Egypte een periode van zeven jaar in overvloed leven, waarop zeven jaren zouden volgen van hongersnood. Jozef adviseerde de Farao om alle overschotten tijdens de zeven overvloedige jaren op te kopen, om het te bewaren voor de komende jaren van schaarste.

De Farao benoemde Jozef als zijn minister of vertegenwoordiger, en gaf hem de opdracht om het graan van de overvloedige jaren op te kopen. Toen kwam de hongersnood. Het volk smeekte de koning om hulp. Hij verwees hen door naar Jozef. Jozef verkocht het graan aan de Egyptenaren totdat al hun geld op was – tot hij alles had.

Toen het geld op was, zei het volk: 'Geef ons brood, en wij geven u ons vee.'

Jozef gaf hun het graan totdat hij al het vee in zijn bezit had; de paarden en hun kudden waren allemaal in zijn bezit. Toen zeiden de mensen: 'Geef ons graan en wij geven u ons land.'

En zo gaf Jozef hun graan, totdat hij al het land had ingepikt. Maar de hongersnood duurde voort, en uiteindelijk verkochten de arme stakkers zichzelf, en werden de knechten van de Farao.Toen gaf Jozef hun het zaad, en sloot een verdrag dat hen verplichtte om tot in de eeuwigheid een vijfde deel van hun oogst aan de Farao te geven.

Wie stelde Jozef in staat om de droom van de Farao te interpreteren? Jehova! Wist Hij toen al dat Jozef deze informatie zou gebruiken om het volk van Egypte uit te buiten en in de slavernij te ketenen? Ja! Wie veroorzaakte de hongersnood? Jehova!

Het is een overduidelijk feit dat de joden Jehova niet als de God van Egypte beschouwden – de God van de ganse wereld. Het was hun God, en van hun alleen. Andere volkeren hadden goden, maar Jehova was de machtigste van allen. Hij haatte andere volkeren en andere goden, en verafschuwde alle religies, behalve de verering van hemzelf.

 

IV. WAT IS DE WAARDE VAN DIT ALLES?
 

Zouden de christelijke geleerden ons kunnen vertellen wat de waarde van Genesis is? We weten dat het niet waar is – dat het tegenstrijdig is aan zichzelf. Er zijn twee scheppingsverhalen in het eerste en tweede hoofdstuk. In de eerste versie werden vogels en andere dieren geschapen vóór de mens.
 

In het tweede hoofdstuk werd de mens geschapen vóór de dieren. In de eerste werd het gevogelte uit water geschapen. In het tweede werden de vogels uit aarde gemaakt. In de eerste werden Adam en Eva tegelijkertijd geschapen. In het tweede werd eerst Adam geschapen; daarna de dieren en de vogels, en toen pas werd Eva van één van Adam's ribben gemaakt.

 

Deze verhalen zijn veel ouder dan de Pentateuch.
 

Perzisch: God schiep de wereld in zes dagen, een man werd Adama genoemd, en vrouw werd Evah genoemd, en toen ging Hij rusten. De Etruskische, Babylonische, Phoenicische, de Egyptische, en die van de Chaldeeërs lijken allemaal op elkaar. De Perzen, Grieken, Egyptenaren, Chinezen en Hindoes hadden hun eigen Hof van Eden, en de Boom des Levens. En zo hadden de Perzen, de Babyloniërs, de Nubiërs, en de volkeren uit het zuiden van India, allen hun eigen versie van de val van de mens, en de schrandere slang.
 

De Chinezen zeggen dat de zonde in de wereld kwam door de ongehoorzaamheid van de vrouw. En zelfs de Tahitianen vertellen ons dat de mens gemaakt werd van aarde, en de eerste vrouw van één van zijn beenderen.  Al deze verhalen zijn even authentiek en hebben even veel waarde voor de wereld, en alle auteurs waren even geïnspireerd.
 

We weten ook dat het verhaal van de zondvloed veel ouder is dan het boek Genesis, en we weten daarnaast dat het niet waar is. We weten dat dit verhaal in Genesis een kopie was van die van de Chaldeeërs. Daar kunt u alles vinden over de regen, de ark, de dieren, de duif die drie keer werd uitgezonden, en de berg waarop de ark strandde. En zo hebben de Hindoes, Chinezen, Zoroastriërs, Perzen, Grieken, Mexicanen en Scandinaviërs in grote lijnen hetzelfde verhaal.
 

We weten ook dat het verhaal van de toren van Babel een kinderachtig en dom fabeltje is.  Wat blijft er dan over in dit geïnspireerde boek Genesis? Bevat het bijzondere woorden om het hart en de hersenen te ontwikkelen? Is er ook maar één verheffende gedachte – één hoogstaand principe – ook maar iets poëtisch – één woord dat tot bloei komt?
 

Wat is het anders dan een saaie en gedetailleerde beschrijving van dingen die nooit hebben plaatsgevonden? Vinden we iets in Exodus dat mensen vriendelijk, liefdevol en nobel maakt? Is het een deugd om kinderen te leren dat God het onschuldige vee van de Egyptenaren martelde – hen stenigde tot de dood met hagelstenen – en dat alles vanwege de zonden van de Farao?
 

Maakt het ons barmhartig als we geloven dat God de eerstgeborenen van de Egyptenaren doodde – de eerstgeborenen van het arme, lijdende volk – van het arme meisje dat bij de molen werkte – vanwege de ongehoorzaamheid van de koning? Kunnen we geloven dat de goden van de Egyptenaren wonderen konden verrichten? Veranderden zij water in bloed, en stokken in slangen? In Exodus vinden we niet één originele gedachte, en niet één regel die van waarde is.
 

We weten dat dit boek geschreven is door primitieve barbaren – barbaren die in de slavernij, polygamie en genocide geloofden. We weten dat het verhaal onmogelijk is, en dat de wonderen nooit hebben plaatsgevonden. Dit boek geeft toe dat er andere goden bestaan naast Jehova. In het 17e hoofdstuk vinden we dit vers: 'Nu weet ik, dat de HEERE groter is dan alle goden; want in de zaak, waarin zijtrotselijk gehandeld hebben, was Hij boven hen.'  [noot van de vertaler: dit vers staat niet in hoofdstuk 17, maar in hoofdstuk 18]
 

Oók vinden we in dit gezegende boek de plicht om mensen te offeren – het offeren van kinderen. In het 22e hoofdstuk vinden we dit gebod: 'Uw volheid en uw tranen zult gij niet uitstellen; den eerstgeborene uwer zonen zult gij Mij geven.'
 

Is Exodus een steun of een hindernis geweest voor de mensheid? Neem uit Exodus de wetten die gebruikelijk zijn onder alle volkeren, en blijft er dan nog iets van waarde over?
 

Is er iets in Leviticus wat van belang is? Is er ook maar één hoofdstuk dat de moeite waard is om te lezen? Wat voor belang hebben we bij de kleren van de priesters, de voorhangsels en kandelaars van de tabernakel, de tangen en de scheppen van het altaar of de haar-olie van de Levieten?
 

Wat is de waarde van de wrede wetgeving, de beangstigende straffen, de vervloekingen, de leugens en de wonderen van dit schandelijke boek vol onwetendheid?
 

En wat is er van waarde in het boek Numeri – met de offers en de wet der ijveringen, met het gedurige brood en het gereedschap des altaars, de geitenbokjes en de meelbloem, de olie en de kandelaren, de komkommers, uien en manna – om de mensheid te helpen en te onderwijzen? Wat hebben we aan het verhaal over de opstand van Korach, het water der afzondering, de as van een rode vaars, de koperen slang, het water dat het volk volgde gedurende veertig jaar, en de geïnspireerde ezel van de profeet Bileam? Hebben deze absurditeiten en wreedheden – deze kinderachtige, barbaarse bijgelovigheden – ook maar iets bijgedragen aan het beschaven van de wereld?
 

Is er iets van waarde in Jozua – met de oorlogen, de moorden en de massale slachtingen, de zwaarden, druipende van het bloed van moeders en pasgeborenen, de martelingen, verminkingen en mutilaties, de oplichterij en razernij, de haat en wrok – dat de wereld heeft verbeterd? Wordt een beschaafd mens niet in zijn hart gekrenkt als hij ook maar één willekeurig hoofdstuk leest? Is het een geschikt boek voor kinderen?
 

Het boek Jozua is zo onbarmhartig als de hongersnood, zo meedogenloos als het hart van een wild beest. Het beschrijft een geschiedenis – een rechtvaardiging – een heiliging van bijna iedere misdaad.
 

Het boek Richteren is niet veel beter. Het bevat niets dan oorlog en bloedvergieten; het verschrikkelijke verhaal over Jaël en Sisera; van Gideon en zijn trompetten en kruiken; van Jeftha en zijn dochter, die hij vermoordde om Jehova te plezieren. Hier vinden we het verhaal van Samson, waarin de zonnegod is veranderd in een Joodse krachtpatser.
 

Lees dit boek Jozua – lees over het slachten van vrouwen, echtgenotes, van moeders en babies – lees over de onmogelijke wonderen, de wrede misdaden, en dat alles in opdracht van Jehova, en leg me vervolgens uit of dit boek geschreven is om ons vergevingsgezind, edelmoedig en liefdevol te maken.
 

Ik geef toe dat de geschiedenis van Ruth in sommige opzichten een mooi en ontroerend verhaal is; dat het op een natuurlijke wijze is verteld, en dat haar liefde voor Naomi diep ging, en puur was. Maar inzake de hofmakerij zouden we onze dochters nooit adviseren om het voorbeeld van Ruth te volgen. We mogen echter niet vergeten dat Ruth een weduwe was.
 

Is er in het eerste en het tweede boek van Samuel ook maar iets te vinden dat het waard is om gelezen te worden? Behoort een profeet van God een krijgsgevangen koning in stukken te hakken? Is het verhaal van de ark, de diefstal en de terugkeer ervan, van enig belang voor ons? Is het mogelijk dat het goed, rechtvaardig en barmhartig was om vijftigduizend mensen te doden omdat ze in een kist hadden gekeken? Wat voor nut hebben voor ons de oorlogen van Saul en David, de verhalen over Goliath en de heks van Endor? Waarom zou Jehova Uzza hebben gedood toen hij zijn hand uitstak in een poging om te voorkomen dat de ark viel, en vergaf Hij David toen hij Uriah vermoordde om hem zijn vrouw te ontnemen?
Volgens 'Samuel' hield David een volkstelling. Hierdoor werd de toorn van Jehova gewekt, en als straf gaf hij David de mogelijkheid om te kiezen tussen zeven jaar hongersnood, een drie maanden durende achtervolging door oprukkende vijanden, of een pestilentie van drie dagen. David, die vertrouwen had in God, koos de drie dagen durende pestilentie; en onmiddellijk daarna doodde de barmhartige God, zeventigduizend onschuldige mensen; en dat alles vanwege de zonde van David.
 

Wat zou een Duivel in deze omstandigheden hebben gedaan?
 

Vinden we in I en II Koningen iets dat op goddelijke inspiratie wijst?
 

Wanneer David stervende is geeft hij zijn zoon Salomo de opdracht om Joab te vermoorden – opdat zijn grauwe haar niet met vrede in het graf zal dalen. Met zijn laatste woorden draagt hij zijn zoon op om het grauwe haar van Simeï met bloed in het graf te doen dalen. Nadat hij, de goede David, de man naar God's hart, deze barmhartige woorden had uitgesproken, ging hij ter ruste bij zijn vaderen.
 

Was het nodig om de man te inspireren die de geschiedenis van het bouwen van de tempel schreef, of het bezoek van de koningin van Sheba, en het aantal vrouwen van Salomo?
 

Wat interesseert ons het verdorren van Jerobeam's hand, de profetie van Jehu, of het verhaal van Elia en de raven?
 

Moeten we geloven dat Elia vuur uit de hemel bracht, of dat hij naar het hemelse paradijs werd gevoerd in een vurige hemelwagen?
 

Kunnen we werkelijk geloven in de vermenigvuldiging van de olie van de weduwe door Elisa, dat een leger werd getroffen met blindheid, of dat een bijl in het water dreef?
 

Worden we beschaafder als we lezen over de onthoofding van de zeventig zonen van Ahab, het verblindden van de ogen van Zedekia en het vermoorden van zijn zonen? Is er ook maar één woord in deel I en II van Koningen dat geschreven is om de mens te verheffen?
 

I en II Kronieken is slechts een herhaling van wat in I en II Koningen reeds is verteld. Dezelfde oude verhalen – een beetje weggelaten, een weinig toegevoegd, maar in geen enkel opzicht beter of slechter.
 

Het boek van Ezra is van geen enkel belang. Hij vertelt ons dat Cyrus, de Koning van Perzië een verklaring uitvaardigde voor de bouw van een tempel in Jeruzalem, en dat hij afkondigde dat Jehova de enige ware God was. Niets klinkt meer absurd. Ezra vertelt ons over de terugkeer van de ballingschap, het bouwen van de tempel, de inwijding, enkele gebeden, en dat is alles. Het boek heeft geen enkele waarde, geen enkel nut.
 

Voor Nehemia geldt hetzelfde. Het vertelt ons slechts over het bouwen van de muur, de klachten van het volk over belastingen, een lijst van degenen die terugkeerden uit Babylon, een opsomming van degenen die in Jeruzalem verbleven, en een inwijding van de muren.  Geen enkel woord in Nehemia is het waard om gelezen te worden.
 

Dan komen we bij het boek Esther. Hier wordt ons verteld dat Koning Ahasuerus aangeschoten was; dat hij naar Vashti, zijn koningin, vroeg, om te komen en haar schoonheid te tonen aan hem en zijn gasten. Vashti weigerde. Dit wekte de toorn van de koning, en hij beval dat uit iedere provincie de mooiste meisjes werden gehaald, waarna hij één van hen als vrouw zou nemen in plaats van Vashti.  Onder andere was Esther gebracht, een Joodse vrouw. Zij werd gekozen en werd de vrouw van de koning. Toen was er een hoveling die alle joden wilde laten ombrengen, en de koning die niet wist dat Esther uit dat volk afkomstig was, ondertekende een vonnis dat alle joden gedood moesten worden.
 

Door de inspanning van Mordechai en Esther werd het vonnis ontbonden en de joden gered. Haman liet een galg opbouwen waar Mordechai opgehangen zou worden, maar de goede Esther wist het klaar te spelen dat Haman en zijn tien zonen werden opgehangen aan de galg die Haman had gebouwd, en de joden kregen toestemming om meer dan zeventigduizend onderdanen van de koning af te slachten. Dat is het geïnspireerde verhaal van Esther.
 

In het boek Job vinden we enkele verheven opvattingen, een paar sublieme en dwaze gedachten, iets over de wonderen en de sublimiteit van de natuur, de vreugden en het leed van het leven; maar het verhaal zelf is schandelijk.
 

Enkele Psalmen zijn goed, velen zijn middelmatig, een paar zijn schandelijk. Deugd en ondeugd worden door elkaar gehutseld. Er zijn verzen die verheffend zijn, en verzen die corrumperen. Er zijn gebeden voor vergeving en voor wraak. In de wereldliteratuur is niets hartelozer en schandelijker dan het 109ste Psalm.
 

In de Spreuken vinden we veel wijsheid, veel krachtige en verstandige uitspraken, veel wijze gezegden. Dezelfde ideeën worden op vele verschillende manieren kenbaar gemaakt – de wijsheid van zuinigheid en zwijgen, de gevaren van ijdelheid en luiheid. Sommige zijn onbeduidend, sommige dwaas, en velen zijn wijs. Deze spreuken zijn niet edelmoedig – niet altruïstisch. Dergelijke gezegden komen voor onder alle volkeren.
 

Prediker is het meest diepzinnige boek in de Bijbel. Het is geschreven door een ongelovige – een filosoof – een agnost. Wanneer men de interpolaties weglaat, is het in overeenstemming met het denken van de negentiende eeuw. In dit boek vinden we de meest filosofische en poëtische passages van de Bijbel.
 

Nadat men de woestenij van dood en verderf is gepasseerd; na het lezen van de Pentateuch, Jozua, Richteren, Samuel, Koningen en Kronieken – is het heerlijk om de oase te bereiken, die bekend staat onder de naam Hooglied. Een liefdesdrama – een menselijke tragedie; een gedicht zonder Jehova – een gedicht recht uit het hart, dat recht doet aan de hogere gevoelens van de menselijke geest.

 

'Ik sliep, maar mijn hart waakte,' [Hooglied 5:2 (noot v/d vertaler)]
 

Jesaja is het werk van velen. De bombastische taal, de vage beeldspraak, de profetieën en vervloekingen, het raaskallen tegen koningen en volkeren, de verachting voor menselijke wijsheid, de haat jegens plezier, hebben niet de geringste potentie om het welzijn van de mens te bevorderen.
 

In dit boek staat het meest absurde wonder beschreven. De schaduw op de zonnewijzer werd tien graden achterwaarts gedraaid zodat Jehova vijftien jaren aan zijn leven kon toevoegen. [Jesaja 38:5.]
 

In deze fabel wordt de wereld die ronddraait met een snelheid van meer dan duizend mijl per uur, niet alleen stilgezet, maar teruggedraaid totdat de schaduw op de zonnewijzer tien graden achterwaarts draaide! Is er op de ganse wereld een intelligente man of vrouw te vinden die in deze onmogelijke leugen gelooft?
 

Jeremia bevat niets belangrijks – geen belangrijke feiten. Het bevat niets dan haarkloverij en geweeklaag, gekwaak, gejammer, vervloekingen en beloften; niets dan hongersnood en gebeden, de voorspoed van de heidenen, de ondergang van de joden, de ballingschap en de terugkeer, en ten slotte Jeremia, de  verrader, in het blok en de gevangenis.
 

En Klaagliederen is simpelweg een voortzetting van het geraaskal van dezelfde krankzinnige pessimist; niets dan stof en zak en as, tranen en gejammer, gescheld en geschimp.
 

En Ezechiël – het eten van perkamentrollen, het voorspellen van strijd en verwoesting, met visioenen van brandende kolen des vuurs en cherubijnen, en wielen met ogen, het model en de vorm van de vleespot, en de wederopstanding van de droge beenderen – is van geen enkel nut, geen enkele waarde. Net als Voltaire zeg ik dat iedereen die Ezechiël bewondert, verplicht zou moeten worden om met hem te dineren.
 

Daniël is een gestoorde droom; een nachtmerrie. Wat kunnen we maken van dit boek met het standbeeld met een gouden hoofd, met een borst en armen van zilver, met een buik en dijen van koper, en met voeten van ijzer en leem; met het schrijven op de muur, de leeuwenkuil, en het visioen van de ram en de geit?
 

Valt er iets te leren van Hosea en zijn vrouw? Staat er iets zinnigs in Joël, in Amos of in Obadja? Wat voor goeds kunnen we halen uit het verhaal van Jonah en zijn wonderboom? Is het mogelijk dat God de ware auteur is van Micha en Nahum, of van Habakuk en Zefanja, van Haggai, Maleachi en Zacharia, met zijn rode paarden, zijn vier hoornen, zijn vier smeden, zijn vliegende rol, zijn bergen van koper, en de steen met vier ogen?
 

Kan men iets aanwijzen in deze 'geïnspireerde' boeken wat heeft bijgedragen aan het welzijn van de mens? Hebben ze ons geleerd hoe we de grond moeten cultiveren, hoe we huizen moeten bouwen, hoe we kleren moeten weven, hoe we voedsel moeten bereiden? Hebben ze ons geleerd hoe we moeten schilderen, hoe we moeten beeldhouwen of bruggen bouwen, of schepen, of iets anders wat mooi is of nuttig? Hebben we onze politieke ideeën, onze godsdienstvrijheid, onze vrijheid van mening gebaseerd op het Oude Testament? Hebben we aan  één van deze boeken ook maar het geringste spoortje wetenschap te danken? Is er in het 'heilige boek' één woord, één regel, die heeft bijgedragen aan de welvaart, de intelligentie en het geluk van de mensheid? Is er één boek in het Oude Testament dat zo onderhoudend is als 'Robinson Crusoe', 'Gullivers reizen', of 'Peter Wilkins and his Flying Wife'? Wist de auteur van Genesis even veel over de natuur als Humboldt, Darwin of Haeckel? Is de Mozaïsche wetgeving even wijs en barmhartig als de wetgeving van een beschaafd land? Waren de schrijvers van Koningen en Kronieken even grote historici, even grote schrijvers, als Gibbon en Draper? Is Jeremia of Habakuk gelijkwaardig aan Dickens of Thackeray? Kunnen de auteurs van Job en Psalmen vergeleken worden met Shakespeare? Waarom zouden we het beste toeschrijven aan de mens, en het slechtste aan God?

 

V. WAS JEHOVA EEN GOD VAN LIEFDE?
 

Kwamen deze woorden uit een liefdevol hart? --  'En de HEERE, uw God, hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht, dat gij ze slaat; zo zult gij hen ganselijk verbannen; gij zult geen verbond met hen maken, noch hun genadig zijn.' [Deuteronomium 7]

 

'Ik zal kwaden over hen hopen; Mijn pijlen zal Ik op hen verschieten.      Uitgeteerd zullen zij zijn van honger, opgegeten van den karbonkel en bitter verderf; en Ik zal de tanden der beesten onder hen schikken, met vurig venijn van slangen des stofs. Van buiten zal het zwaard beroven, en uit de binnenkameren de verschrikking; ook den jongeling, ook de jonge dochter, het zuigende kind met den grijzen man.' [Deuteronomium 32:22]

 

'En dat zijn kinderen hier en daar omzwerven, en bedelen, en de nooddruft uit hun verwoeste plaatsen zoeken. Dat de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden zijn arbeid roven. Dat hij niemand  hebbe, die weldadigheid over hem uitstrekke, en dat er niemand zij, die zijn wezen genadig zij. Dat zijn nakomelingen uitgeroeid worden; hun naam worde uitgedelgd in het andere geslacht.' [Psalmen 109:9]

 

'En gij zult eten de vrucht uws buiks, het vlees uwer zonen en uwer dochteren' [Deuteronomium 28:53]

 

'En uw hemel, die boven uw hoofd is, zal koper zijn, en de aarde, die onder u is, zal ijzer zijn.' [Deuteronomium 28:23]

 

'Vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt zult gij zijn in het veld.' [Deuteronomium 28:16]

 

'Ik zal Mijn pijlen dronken maken van bloed, en Mijn zwaard zal vlees eten; van het bloed des verslagenen en des gevangenen, van het hoofd af zullen er wraken des vijands zijn.' [Deuteronomium 32:42]

 

'Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.' [Spreuken 1:26]
 

Kwamen deze vervloekingen, deze bedreigingen, uit een liefdevol hart, of uit de mond der barbarij? Was Jehova God of Duivel? Waarom zouden we Jehova boven alle goden plaatsen? Heeft de mens in zijn onwetendheid en angst ooit een afschuwelijker monster bedacht? Hebben de barbaren uit welk land en welke tijd dan ook, ooit een hardvochtiger god vereerd?
 

Brahma was duizend maal edeler, en hetzelfde geldt voor Osiris, Zeus en Jupiter, of de oppergod van de Azteken aan wie men slechts de tinctuur van bloemen offerde. De meest kwaadaardige god van de Hindoes, met zijn halsketting van schedels en zijn armbanden van levende slangen, was vriendelijk en genadevol vergeleken met Jehova. [Noot van de vertaler: aan de goden van de Azteken werden mensen geofferd.]
 

Hoe klein is Jehova vergeleken met Marcus Aurelius. Hoe wreed en verachtelijk is deze God vergeleken met Abraham Lincoln?

 

VI. JEHOVA' BESTUUR

Hij schiep de aarde, de hemellichamen, een man en een vrouw, die hij in een tuin plaatste. Toen werden ze verleid door de slang, en werden verbannen en moesten werken in het zweet des aanschijns. Jehova's plannen werden gedwarsboomd.
 

Toen probeerde Hij het opnieuw. Hij probeerde ongeveer zestienhonderd jaar de mensen beschaving bij te brengen. Geen scholen, geen kerken, geen Bijbel, geen traktaten – aan niemand werd geleerd hoe hij moest lezen of schrijven. Geen Tien Geboden. De mensen werden slechter en slechter, totdat de liefdevolle Jehova alle mensen liet verdrinken in Zijn vloed, behalve Noach en zijn familie; acht in totaal.
 

Toen probeerde Hij het opnieuw, en veranderde hun dieet. In het begin waren Adam en Eva vegetariërs. Na de vloed zei Jehova: 'Al wat zich roert, dat levend is, zij u tot spijze;' -- slangen en buizerds.
 

Toen faalde Hij opnieuw, en bij de Toren van Babel verspreidde Hij de mensen en dreef hen uiteen. Nadat Hij zich erbij neer had gelegd dat Hij geen succes zou halen bij alle mensen, dacht Hij om het eens met een paar te proberen, waarna Hij Abraham en zijn nakomelingen uitkoos. Opnieuw faalde Hij, en Zijn uitverkoren mensen werden gevangen genomen door de Egyptenaren, en voor meer dan vierhonderd jaar geketend in de slavernij.
 

Kort daarop probeerde Hij het opnieuw – redde hen uit de macht van de Farao, en leidde hen naar Palestina. Daarna veranderde Hij hun dieet, en stond hen alleen toe om beesten te eten met gespleten hoeven en herkauwers. Opnieuw faalde Hij. Het volk haatte Hem, en prefereerde de slavernij van Egypte boven de vrijheid van Jehova. En zodoende liet Hij hen rondzwerven totdat bijna allen die de vlucht uit Egypte hadden meegemaakt, waren gestorven. Toen probeerde Hij het wederom, bracht hen naar Palestina en liet hen leiden door de Richteren.
 

Dit bleek eveneens een vergissing – geen scholen, geen Bijbel. Toen probeerde Hij de koningen, en de koningen waren bijna allemaal afgodendienaren. Daarna werd het uitverkoren volk overvallen, en meegenomen in gevangenschap door de Babyloniërs.

 

Weer een mislukking!
 

Nadat ze eindelijk waren teruggekeerd, probeerde Jehova het met profeten – jammeraars en weeklagers – maar het volk werd slechter en slechter. Geen scholen, geen wetenschappen, geen kunsten, geen welvaart. Daarom bekleedde Jehova zichzelf met vlees, werd uit een vrouw geboren en leefde temidden van het volk dat hij al vele duizenden jaren probeerde te civiliseren. Toen klaagde het volk deze Jehova-man aan – deze Christus – geheel conform de wetgeving die Jehova hen zélf had gegeven in de wildernis. Zij stelden hem terecht wegens blasfemie, en na verhoor, veroordeelden ze hem ter dood.
 

Jehova faalde alweer.
 

Daarop verliet hij de Joden, en richtte zich op de rest van de wereld. En nu de Joden in de steek zijn gelaten door Jehova, en door Christenen worden vervolgd, zijn ze het meest welvarende volk ter wereld. Opnieuw heeft Jehova gefaald!
 

Wat een geweldig bestuur!

 

VII. HET NIEUWE TESTAMENT?

Wie schreef het Nieuwe Testament?
 

Christelijke geleerden geven toe dat ze het niet weten. Zij geven toe dat, áls de vier evangeliën waren geschreven door Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes, zij geschreven zouden moeten zijn in het Hebreeuws. En tóch is er nooit een Hebreeuws manuscript van één van deze evangeliën gevonden. Allen waren geschreven in het Grieks. Jacobus en Judas werden geschreven door personen die nooit de vier evangeliën hebben gelezen. In deze brieven – in Jacobus en Judas – is niet één referentie gemaakt naar één van de evangeliën, noch naar enig wonder die daar in beschreven wordt.
 

De eerste vermelding van één van de evangeliën dateert van ongeveer honderd acht jaar na de geboorte van Christus, en de vier evangeliën werden pas voor het eerst genoemd en geciteerd aan het begin van de derde eeuw, ongeveer honderd zeventig jaar na de dood van Christus. We weten nu dat er vele andere evangeliën bestonden naar onze vier, waarvan sommige verloren zijn geraakt. Er waren de evangeliën van Paulus, van de Egyptenaren, van de Joden, het evangelie van de vervolmaking [gospel of the perfection], van Judas, van Thaddeus, het evangelie van de kindsheid [Gospel of the Infancy], van Thomas, van Maria, van Andreas, van Nicodemus, van Marcion en vele anderen. En zo waren er de Handelingen van Pilatus, van Andreas, van Maria, van Paulus en Thecla, en vele anderen; er was ook een boek genaamd 'de Herder van Hermas'.

 

In het begin werd niet één van deze boeken beschouwd als zijnde geïnspireerd. Het Oude Testament werd als heilig gezien; maar de boeken die nu het Nieuwe Testament vormen werden gezien als menselijke produkten. We weten nu dat we geen idee hebben wie de vier evangeliën hebben geschreven.
 

De vraag is; 'Waren de schrijvers van deze vier evangeliën geïnspireerd?'
 

Als ze geïnspireerd waren, dan moeten de vier evangeliën waar zijn. Als ze waar zijn dan moeten ze met elkaar overeenstemmen.
 

De vier evangeliën stemmen niet overeen. Mattheus, Marcus en Lucas wisten niets over het zoenoffer, niets van de zaligmaking door het geloof. Zij kenden alleen het evangelie van de goede daden – van de liefdadigheid. Zij onderwijzen dat als wij anderen vergeven, dat God ons zal vergeven. Het evangelie van Johannes is het hier niet mee eens. In dat evangelie wordt ons verteld dat we moeten geloven in onze Heer, Jezus Christus; dat we opnieuw geboren moeten worden; dat we het bloed van Jezus moeten drinken, en zijn vlees moeten eten. In dit evangelie vinden we het dogma van het zoenoffer, en dat Christus voor ons stierf en in onze plaats leed. Dit evangelie is volstrekt in tegenspraak met de andere drie. Als de andere drie waar zijn, dan is het evangelie van Johannes onbetrouwbaar. Als het evangelie van Johannes geschreven is door een geïnspireerde man, dan waren de schrijvers van de andere drie niet geïnspireerd. Hier kan men zich onmogelijk uit redden. De vier kunnen niet waar zijn.
 

Het is overduidelijk dat er vele interpolaties voorkomen in de vier evangeliën. In het 28ste hoofdstuk van Mattheus staat bijvoorbeeld een verslag over de bewakers bij het graf van Christus die smeergeld kregen om te zeggen dat de discipelen van Jezus het lichaam hadden weggehaald terwijl de bewakers sliepen. Dit is duidelijk een tussenvoeging. Het is een breuk in het verhaal.
 

Het 10e vers zou opgevolgd moeten worden door het 16e. Het 10e vers luidt als volgt: 'Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien.'
 

Het 16e vers: 'En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had.'
 

Het verhaal over de bewakers dat wordt voortgezet in het 11e, 12e, 13e, 14e, en het 15e vers is een interpolatie – een postscriptum – een nabeschouwing. Het 15e vers toont dit aan. Het 15e vers: 'En zij, het geld genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag.'
 

Het moge duidelijk zijn dat dit verslag niet in het originele evangelie heeft gestaan, en uiteraard is het 15e vers niet geschreven door een jood. Geen jood zou dit geschreven hebben: 'En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag.'
 

Marcus, Johannes en Lucas hebben blijkbaar nooit gehoord dat de bewakers smeergeld hadden gekregen; of, indien zij het wel hadden gehoord vonden ze het klaarblijkelijk niet de moeite waard om het te noteren. En zo wordt ook duidelijk dat de verslagen over de Hemelvaart van Jezus Christus in Marcus en Lucas interpolaties zijn. Mattheus zegt niets over de Hemelvaart. Er heeft zich ongetwijfeld nooit een grootser wonder voorgedaan, en tóch vond Mattheus die erbij aanwezig was – die de Heer zag opstijgen, ten Hemel varen en verdwijnen – het niet de moeite waard om het te noteren. Aan de andere kant zien we dat de woorden van Christus, volgens Mattheus, in tegenspraak zijn met de Hemelvaart: 'En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.'
 

Johannes, die aanwezig was, als we er even van uitgaan dat Jezus écht opsteeg, zegt geen woord over het onderwerp. Als het over de Hemelvaart gaat, dan spreken de evangeliën elkaar tegen.
 

Marcus geeft de laatste conversatie die Christus met zijn discipelen had, als volgt neer: 'Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. En degenen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken. Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden. De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechter hand Gods.'  [Marcus 16]
 

Is het denkbaar dat dit tafereel is geschreven door iemand die getuige was van dit wonder? Het wonder wordt door Lucas als volgt beschreven: 'En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in den hemel.' [Lucas 24:51]

 

'Brevity is the soul of wit' [dit is een Engels gezegde, afkomstig uit het werk van Shakespeare. Het wordt meestal gebruikt om iemand op een geestige manier aan te sporen om het betoog kort te houden.]
 

In de Handelingen wordt ons verteld dat: '..als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.' [Handelingen 1:9]
 

Lucas, noch Mattheus, noch Johannes, noch de schrijver van de Handelingen heeft één woord gehoord van de woorden die Marcus aan Christus toe heeft geschreven. Het is een feit dat de Hemelvaart van Christus niet werd verkondigd door zijn discipelen.
 

In eerste instantie was Christus een mens, niet meer en niet minder. Maria was Zijn moeder, Jozef was zijn vader. De afstammingslijn van zijn vader Jozef werd gegeven om aan te tonen dat het bloed van David door zijn aderen vloeide. Toen werd beweerd dat hij de zoon van God was, dat zijn moeder een maagd was, en dat zij een maagd bleef tot haar dood. Daarna werd geclaimd dat Christus opstond uit de dood, en dat hij lijfelijk ten hemel voer. Er waren vele jaren voor nodig om het bewustzijn van de mens zover te krijgen om deze absurditeiten aan te nemen.
 

Als het waar is dat Christus uit de dood opstond, waarom verscheen hij niet aan zijn vijanden? Waarom ging hij niet op bezoek bij Kajafas, de hoge priester? Waarom maakte hij geen triomftocht door Jeruzalem? Als hij werkelijk ten hemel voer, waarom deed hij dat dan niet publiekelijk in de aanwezigheid van zijn vervolgers? Waarom moest dit grootste wonder der wonderen plaatsvinden in het geheim, in een hoek? Het was een wonder dat aanschouwd had kunnen worden door een enorme menigte – een wonder dat niet kon worden gesimuleerd – een wonder waardoor honderdduizenden zouden worden overtuigd.
 

Na het verhaal van de Verrijzenis, werd de Hemelvaart een noodzakelijk dogma. Ze moesten zich ontdoen van het lichaam. En zo zijn er vele andere interpolaties in de evangeliën en de brieven der apostelen.
 

Nogmaals vraag ik: Is het Nieuwe Testament waar? Gelooft nu iedereen dat de geboorte van Christus een geschenk uit de hemel was? Dat de Wijzen uit het Oosten geleid werden door een ster, en dat Herodes alle kinderen van onder de twee jaar liet ombrengen? De evangeliën staan vol met verslagen van wonderen. Hebben deze ooit plaatsgevonden?
 

Mattheus geeft de details weer van zo'n tweeëntwintig wonderen, Marcus ongeveer negentien. Lucas ongeveer achttien, en Johannes ongeveer zeven. Als we de evangeliën moeten geloven, genas Christus zieken, dreef hij duivels uit, bestrafte hij de zee, maakte hij de blinden ziende, voedde hij de massa's met slechts vijf broden en twee vissen, liep hij op het water, vervloekte hij een vijgenboom, veranderde hij water in wijn, en bracht hij de doden weer tot leven.
 

Mattheus is de enige die melding maakt van de Ster en de Wijzen – de enige die gewag maakt van de kindermoord. Johannes is de enige die iets vertelt over de opwekking van Lazarus, en Lucas is de enige die iets zegt over de opwekking uit de dood, van de zoon van de weduwe uit Nain.
Hoe is het mogelijk om in deze wonderen te geloven?

De Joden, waarvan gezegd wordt dat ze getuigen waren, geloofden er niet in. De zieken, de lammen, de melaatsen, de blinden die genezen waren, werden geen volgelingen van Christus. Van degenen die uit de dood waren opgewekt is nooit meer iets gehoord. Kan een intelligent mens in het bestaan van duivels geloven? De schrijvers van drie van de evangeliën zeker. Johannes zegt nergens dat Jezus duivels uitdreef, maar Mattheus, Marcus en Lucas beschrijven vele gevallen.
 

Kan een normaal mens heden ten dage geloven dat Christus duivels uitdreef? Als zijn discipelen hebben gezegd dat hij dat deed, dan hebben ze zich vergist. Als Christus het had gezegd, dan was hij krankzinnig of een oplichter.
 

Als de beschrijvingen van duiveluitdrijvingen onwaar zijn, dan waren de schrijvers onwetend of oneerlijk. Als ze schreven vanuit hun onwetendheid, dan waren ze niet geïnspireerd. Als zij schreven over iets dat onwaar is, dan waren ze niet geïnspireerd. Als wat zij hebben geschreven een leugen is, of ze zich ervan bewust waren of niet, dan waren ze niet geïnspireerd.
 

In die tijd werd geloofd dat verlamdheid, epilepsie, doofheid, krankzinnigheid, en vele andere ziekten, veroorzaakt werden door duivels; dat duivels bezit namen en leefden in de lichamen van mannen en vrouwen. Christus geloofde dit, onderwees dit geloof aan anderen, en pretendeere dat hij ziekten kon genezen door het uitdrijven van duivels uit de zieken en krankzinnigen. We weten nu, als we al iets weten, dat ziekten niet veroorzaakt worden door de aanwezigheid van duivels. We weten, als we al iets weten, dat duivels niet zetelen in de lichamen van mensen. Als Christus heeft gezegd en gedaan wat de schrijvers van de drie evangeliën beweren, dan heeft Christus zich vergist. Als hij zich heeft vergist, dan was hij zeker niet God. En als hij zich heeft vergist, dan was hij zeker niet geïnspireerd.
 

Is het waar dat de Duivel Christus probeerde te verleiden?
 

Is het waar dat de Duivel Christus meevoerde naar het dak van de tempel, en hem probeerde te overreden om naar beneden te springen? Hoe kunnen deze mirakelen bewezen worden? De hoofdrolspelers hebben niets geschreven. Christus heeft niets geschreven, en de Duivel zwijgt als het graf. Hoe kunnen we weten of de Duivel Christus werkelijk probeerde te verleiden? Wie was de notulist? We weten het niet. Waar kreeg de schrijver zijn informatie vandaan? We weten het niet.
 

Iemand zei ongeveer zeventienhonderd jaar geleden dat de Duivel God probeerde te verleiden; dat de Duivel God meevoerde naar het dak van de tempel om hem te overreden om zich ter aarde te storten, en dat God op intellectueel gebied de meerdere was van de Duivel. Dat is het enige aanknopingspunt dat we hebben. Is er in de wereldliteratuur ook maar iets dat krankzinniger is? Intelligente mensen geloven niet langer in heksen, tovenaars, spoken en duivels, en zij zijn er volkomen van overtuigd dat ieder woord in het Nieuwe Testament over het uitdrijven van duivels lariekoek is.
 

Is het mogelijk om te geloven dat Christus doden opwekte?
 

Een weduwe, woonachtig in Nain, volgt het lichaam van haar zoon naar de tombe. Christus stopt de begravenisstoet en wekt de jonge man op uit de dood, en geeft hem terug aan zijn moeder. Deze jongen verdwijnt. Nooit horen we iets van hem weer. Niemand lijkt de geringste interesse te tonen in de man die terugkeerde uit het dodenrijk. Lucas is de enige die het verhaal vertelt. Wellicht  hebben Mattheus, Marcus en Johannes er nooit van gehoord, of ze geloofden het niet, en vonden het daarom niet de moeite waard om er notitie van te maken.
 

Johannes zegt dat Lazarus herrezen is uit de dood; Mattheus, Marcus en Lucas zeggen er niets over. Het was wonderbaarlijker dan het opwekken van de zoon van de weduwe. Hij had niet dagen in de tombe gelegen. Hij was slechts onderweg naar het graf, maar Lazarus was feitelijk dood. Hij was reeds aan het ontbinden. Lazarus wist niet de geringste belangstelling op te wekken. Niemand vroeg hem over de wereld aan gene zijde. Niemand vroeg hem naar overleden vrienden. Toen hij voor de tweede keer stierf was er niemand die zei: 'Hij is niet bang. Hij heeft deze weg voor de tweede maal afgelegd en weet precies waar hij heen gaat.'
 

We geloven niet in de wonderen van Mohammed, en tóch zijn deze met evenveel overtuiging verkondigd. We hebben geen vertrouwen in de wonderen van Joseph Smith, en tóch is het bewijs veel groter en beter. Als iemand nu zou beweren dat hij doden uit het graf kon doen opstaan, dat hij duivels kon uitdrijven, dan zouden we hem krankzinnig verklaren. Wat kunnen we dan zeggen over Christus? Als we Zijn reputatie willen redden, dan zijn we verplicht om te zeggen dat hij nooit beweerde dat hij doden kon opwekken; dat Hij nooit beweerd had dat hij duivels uitdreef.
We moeten accepteren dat deze domme en onmogelijke dingen bedacht zijn door overijverige discipelen, die hun leider probeerden te vergoddelijken.
 

In deze tijden van onwetendheid droegen deze verzinsels bij aan de roem van Christus. Maar heden ten dage brengen ze zijn reputatie in gevaar, en kleineren zij de auteurs van de evangeliën.
 

Kunnen we nu nog geloven dat water in wijn veranderde? Johannes vertelde over dit kinderachtige fabeltje, en zie tevens dat de andere discipelen erbij aanwezig waren, maar Mattheus, Marcus en Lucas hebben er niets over gezegd.
 

Neem het wonder van de man die genezen werd bij het badwater van Bethseda. Johannes zegt dat een engel de wateren van het bad van Bethesda beroerde, en dat een ieder die de wateren in ging nadat deze waren beroerd, genezen werden. Is er vandaag de dag nog iemand die gelooft dat een engel het bad in ging om het water te beroeren? Zijn er nog steeds mensen die geloven dat de arme stumper die als eerste ging baden, genezen werd? Toch geloofde de schrijver van het evangelie volgens Johannes in deze absurditeiten. Johannes is de enige die melding maakt van het badwater van Bethseda. Wellicht geloofden de andere discipelen het verhaal niet.
 

Kunnen we waarde hechten aan deze zogenaamde wonderen?
 

Tijdens het leven van de discipelen, en vele eeuwen daarna, was de wereld vervuld van het bovennatuurlijke. Vrijwel alles wat gebeurde werd beschouwd als een wonder. God was de rechtstreekse bestuurder van de wereld. Als de mensen goed waren, zorgde God voor goede oogsten; maar als zij slecht waren dan zorgde hij voor overstromingen, hagel, vorst en hongersnood. Als er iets bijzonders was gebeurd dan werd het net zo lang overdreven totdat het een wonder was.
 

Van de natuurlijke orde der dingen – van de ononderbroken keten van oorzaak en gevolg – hadden mensen toen geen kennis en geen idee. Een wonder wordt gekenmerkt door bedrog. Er hebben nooit wonderen plaatsgevonden. Geen enkel intelligent en oprecht mens heeft ooit gepretendeerd, en zal ook nooit pretenderen een wonder te hebben verricht.
 

Als Christus de wonderen tot stand had gebracht die aan hem toegeschreven worden; als hij de lammen en waanzinnigen had genezen; als hij het gehoor aan de dove had geschonken en het zien aan de blinde; als hij hartslag, beweging, warmte en denkvermogen had gegeven aan koude en dode klei; als hij de dood had over wonnen en uit het graf was opgestaan, dan zou niemand zijn stem verheffen, of zijn hand tegen hem opheffen, behalve om hem te eren en te prijzen. In zijn nabijheid zouden alle hoofden onbedekt zijn – alle knieën op de grond.
 

Is het niet vreemd dat tijdens het proces tegen Christus, niemand iets zei dat voor hem pleitte? Niemand stond op en zei: 'Ik was melaats, en deze man genas mij met een aanraking.' Geen vrouw zei: 'Ik ben de weduwe van Nain en dit is mijn zoon die door deze man is opgewekt uit de dood.'
Er was niemand die zei: 'Ik was blind, en deze man maakte mij ziende.'
 

Allen zwegen.

 

VIII. DE FILOSOFIE VAN CHRISTUS
 

Miljoenen mensen geloven dat de filosofie van Christus volmaakt is – dat hij de grootste wijze is die ooit op deze wereld heeft gesproken. Laten we eens kijken:

 

'Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe;'
 

Is dit filosofie? Is dit wijsheid? Christus neemt van goedheid, van deugd, van de waarheid, het recht op zelfverdediging. Ondeugd is de heerser van de wereld, en de goeden worden de slachtoffers van de despoten. Geen mens heeft het recht om zichzelf te verdedigen, zijn eigendom, zijn vrouw en kinderen. Regeren wordt onmogelijk, en de wereld is overgeleverd aan de genade van criminelen. Kan er iets bestaan dat absurder is?

 

'Hebt uw vijanden lief! '
 

Is dit mogelijk? Heeft enig menselijk wezen ooit zijn vijanden liefgehad? Had Christus zijn vijanden lief, toen hij hen uitschold voor hypocrieten en adderengebroed? We kunnen degenen die ons haten niet liefhebben. Haat in de harten van anderen, doet de liefde in die van ons niet opbloeien. Je niet verzetten tegen het kwaad is absurd; het liefhebben van vijanden onmogelijk.

 

'Denk niet aan de dag van morgen.'
 

Het idee hierachter was dat God voor ons zou zorgen zoals hij dat deed voor de vogels en de leliën.  Getuigt dit geloof op enigerlei wijze van gezond verstand? Zorgt God überhaupt voor iemand? Kunnen we leven zonder te denken aan de dag van morgen? Om te ploegen, te zaaien, te ontginnen, en te oogsten, is hetzelfde als denken aan de dag van morgen. We maken plannen en werken voor de toekomst, voor onze kinderen, voor de nog niet geboren generaties die nog moeten komen. Zonder dit vooruitdenken kan er geen vooruitgang zijn, en geen beschaving. De wereld zou teruggaan naar de grotten en holen der barbaarsheid.
 

'Als uw rechteroog u ergert, ruk het uit. Als uw rechterhand u ergert, snijdt het af.'
 

Waarom? Omdat het beter is dat één van onze ledematen verloren gaat, dan dat het hele lichaam in de hel geworpen wordt. Getuigt het van enige wijsheid om ogen uit te rukken of handen af te snijden? Is het mogelijk om uit deze overdreven gezegden ook maar een greintje gezond verstand te halen?

 

'Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings;'
 

Hier zien we de astronomie en geologie van Christus. De hemel is de troon van God, de absolute vorst; de aarde is zijn voetenbank. Een voetenbank die omwentelt met een snelheid van zo'n duizend mijl per uur, en zich met een enorme snelheid door het heelal voortbeweegt met meer dan duizend mijl per minuut! Waar dacht Jezus dat de hemel zich bevond? Waarom was Jeruzalem een heilige stad? Was het omdat de inwoners onwetend, wreed en bijgelovig waren?

 

'En zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel;'
 

Getuigt dit gebod van filosofisch inzicht? Van goed verstand? Zou het niet even verstandig zijn om te zeggen: 'als de rechter u in een vonnis veroordeelt tot een boete van honderd dollar, geef dan tweehonderd.'
 

Alleen gekken zouden zo'n advies geven of opvolgen.

 

‘Meent niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard! Want Ik ben gekomen, om den mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder.

 

Indien dit waar is, hoeveel beter zouden we af zijn als hij weg was gebleven? Is het mogelijk dat hij die zei, 'Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat', kwam om een zwaard te brengen? Dat hij die zei, 'Hebt uw vijanden lief', kwam om een einde te maken aan de wereldvrede? Om vader tweedrachtig te maken tegen zjn zoon, en dochter tegen vader – wat een prachtige boodschap! Hij bracht een zwaard, en het zwaard druipte meer dan duizend jaar van het onschuldige bloed. In de harten van miljoenen zaaide hij het zaad van haat en wrok. Hij verdeelde volkeren en families, doofde het licht van de rede, en versteende de harten van mensen.

 

'En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beërven.'
 

Als we de schrijver van Mattheus moeten geloven verkondigde de mededogende en barmhartige Christus deze verschrikkelijke woorden. Is het mogelijk dat Christus het eeuwige heil aanbood als lokmiddel voor degenen die hun vaders, moeders, vrouwen en kinderen in de steek lieten? Verkrijgen we de vreugde van het paradijs als we degenen die we liefhebben in de steek laten? Moeten we ons huis hier ruïneren, om daar een herenhuis te ontvangen? En toch wordt ons verteld dat Christus een voorbeeld is voor de hele wereld. Liet hij zijn vader en moeder in de steek? Hij zei tegen zijn moeder: 'Vrouw, wat heb Ik met u te doen?'

 

De Farizeeën zeiden tegen Christus: 'Is het geoorloofd, den keizer schatting te geven of niet?'

 

Christus antwoordde: 'Toont Mij de schattingpenning. En zij brachten Hem een penning. En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld en het opschrift? Zij zeiden tot Hem: Des keizers. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods is.'

 

Dacht Christus dat het geld aan Ceasar behoorde omdat zijn beeltenis en opschrift erop gestanst was? Was het geld van Ceasar of van de man die het verdiend had? Had Caesar het recht om het op te eisen omdat het met zijn afbeelding versierd was? Komt hieruit naar voren dat Christus de functie en het gebruik van geld doorgrondde?

 

Kunnen we hieruit opmaken dat Christus de grootste aller filosofen was?

 

IX. IS CHRISTUS ONS VOORBEELD?

Hij heeft nooit gepleit voor onderwijs. Hij heeft zelfs nooit iets laten doorschemeren omtrent het bestaan van enige wetenschap. Hij spendeerde geen woord dat pleitte voor nijverheid, economie, of over andere manieren om iets aan onze toestand in de wereld te verbeteren. Hij was de vijand van de ondernemers, van de welvarenden. De rijke werd naar de hel gestuurd, niet omdat hij slecht was, maar omdat hij rijk was. Lazarus ging naar de hel, niet omdat hij goed was, maar omdat hij arm was.
 

Christus gaf niets om schilderen, beeldhouwen of muziek – niets om enige vorm van kunst. Hij zei niets over de plichten tussen volkeren, tussen koning en onderdaan; niets over de rechten van de mens; niets over de intellectuele vrijheid of de vrijheid van meningsuiting. Hij zei niets over de waarde van haard en huis; niet één woord dat voor het huwelijk pleit; geen woord van respect voor het moederschap. Hij is nooit getrouwd. Hij zwierf dakloos, van plaats naar plaat met enkele discipelen. Geen van hen lijkt ooit een nuttige bijdrage te hebben geleverd aan de maatschappij, en het schijnt dat ze leefde van aalmoezen.
 

Alle menselijke banden werden geminacht; deze wereld werd opgeofferd voor het hiernamaals; alle menselijke inspanningen werden ontmoedigd. God zou voor ondersteuning en bescherming zorgen. Ten slotte, toen hij zich in de schemering van de dood bevond, ontdekte Christus dat hij zich had vergist, en schreeuwde uit: 'Mijn God, Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten?'
 

We hebben ontdekt dat de mens op zichzelf aangewezen is. Hij moet zelf het land ontginnen; hij moet zelf zijn huis bouwen; hij moet zelf ploegen en zaaien; hij moet zelf uitvinden; hij moet zelf werken met zijn handen en hersenen; hij moet zelf de hindernissen en moeilijkheden overwinnen; en hij moet zelf de krachten der natuur overwinnen.

 

X. IS CHRISTUS HET HOOGTEPUNT VAN DE MENSELIJKE BESCHAVING?

Was hij vriendelijker, vergevingsgezinder en meer bereid tot zelfopoffering dan Boeddha? Was hij wijzer, en berustte hij zich met meer kalmte in zijn doodsvonnis dan Socrates? Was hij geduldiger en menslievender dan Epictetus? Was hij een grotere filosoof en een diepzinniger denker dan Epicurus? Waarin was hij superieur aan Zarathoestra? Was hij zachtaardiger dan Lao-tsze, universeler dan Confucius? Waren zijn ideeën over mensenrechten verheven boven die van Zeno? Verkondigde hij grotere waarheden dan Cicero? Was zijn geest scherpzinniger dan dat van Spinoza? Was zijn brein gelijkwaardig aan dat van Kepler of Newton? Was hij grootser in zijn sterven – een subliemer martelaar dan Bruno? Was hij wat betreft intelligentie, uitdrukkingskracht, ruimdenkendheid, verbeeldingskracht, gebruik van symboliek, kennis van het menselijke verstand en hart, van alle hartstochten, verlangens en angsten, de gelijke van Shakespeare, de grootste onder de mensen?
 

Indien Christus God was, dan kende hij de toekomst. Voor hem moet de geschiedenis als een panorama voorbij zijn gegaan. Hij wist hoe zijn woorden geïnterpreteerd zouden worden. Hij wist wat voor misdaden, wat voor gruwelen, wat voor schanddaden, gepleegd zouden worden in zijn naam. Hij wist dat de hongerige vlammen der vervolging omhoog zouden klimmen langs de ledematen van ontelbare martelaren. Hij wist dat duizenden en duizenden moedige mannen en vrouwen zouden wegkwijnen in de kerkers der duisternis, vervuld van pijn. Hij wist dat zijn kerk folterwerktuigen zou uitvinden en gebruiken; dat zijn volgelingen gebruik zouden maken van zweep en brandstapel, van ketenen en folterbank. Hij zag de horizon van de toekomst, fel gekleurd door de vlammen van de auto da fe. Hij wist welke dogma's als giftige zwammen zouden ontspruiten uit iedere tekst. Hij zag de onwetende sekten oorlog voeren met elkander. Hij zag duizenden mannen, die op bevel van de priesters kerkers bouwden voor hun medemens. Hij zag duizenden schavotten, druipende van het bloed van goede en moedige mensen. Hij zal zijn volgelingen de pijnbank gebruiken. Hij hoorde het kreunen – zag de gezichten vertrekken van pijn. Hij hoorde het gillen, het snikken en het huilen van alle kermende, gekwelde menigten. Hij wist dat er commentaren zouden worden geschreven over zijn woorden over zwaarden, en dat deze gelezen zouden worden in het licht van brandende takkenbossen. Hij wist dat de Inquisitie opgericht zou worden vanwege de leringen die aan hem werden toegeschreven.
 

Hij zag de interpolaties en leugens die de hypocrisie zou schrijven en verkondigen. Hij zag alle oorlogen die zouden worden gevoerd, en hij wist dat boven deze slagvelden, kerkers, folterbanken, brandstapels en executies, meer dan duizend jaar de van bloed doordrenkte banieren van het kruis zouden wapperen.
 

Hij wist dat de hypocrisie gekroond zou worden, en bekleed zou worden met koninklijke gewaden – dat wreedheid en goedgelovigheid over de wereld zouden heersen; hij wist dat de vrijheid op deze wereld zou wegkwijnen; dat pausen en koningen in zijn naam geest en lichaam van de mens zouden ketenen in de slavernij; hij wist dat zij de uitvinders, denkers en wetenschappers zouden vervolgen en vernietigen; hij wist dat zijn kerk het heilige licht van de rede zou doven, en de wereld met duisternis zou vullen.
 

Hij zag zijn discipelen de ogen van mensen uitrukken, levend villen, tongen uitsnijden, en zoeken naar alle zenuwen die pijn konden veroorzaken. Hij wist dat zijn volgelingen in zijn naam mensen zouden verhandelen; dat wiegjes geroofd zouden worden, en kindjes van de borst van hun moeder gerukt zouden worden voor goud. En toch zweeg hij tijdens zijn sterven.
 

Waarom zei hij niets? Waarom vertelde hij zijn discipelen en via hen de wereld, niet: 'Gij zult niet verbranden, opsluiten en folteren in mijn naam. Gij zult uw medemens niet vervolgen.'
 

Waarom zei hij niet recht voor zijn raap: 'Ik ben de Zoon van God', of 'Ik ben God'? Waarom verklaarde hij de drieëenheid niet? Waarom vertelde hij niet welke manier van dopen hij prefereerde? Waarom schreef hij geen boek? Waarom brak hij niet de ketenen der slavernij? Waarom zei hij niet dat het Oude Testament wel of niet het geïnspireerde woord van God was? Waarom schreef hij het Nieuwe Testament niet zelf? Waarom liet hij zijn woorden over aan de onwetendheid, de hypocrisie en het toeval?/ Waarom zei hij niet iets duidelijk waarneembaars en bevredigends over de andere wereld? Waarom veranderde hij de in tranen gedrenkte hoop van de hemel niet in de volledige kennis van de andere wereld? Waarom vertelde hij ons niet iets over de rechten van de mens, over de vrijheid van arbeid en denken?
 

Waarom zweeg hij tot aan zijn dood, de wereld achterlatende in ellende en twijfel?
 

Ik zal u vertellen waarom. Hij was een mens, en was onwetend.

 

XI. INSPIRATIE

Voor de derde eeuw werd niet beweerd of geloofd dat de boeken die het Nieuwe Testament vormen geïnspireerd waren. We zullen onthouden dat er een groot aantal boeken, evangeliën, brieven en handelingen bestond, en dat de geïnspireerde exemplaren geselecteerd werden door ongeïnspireerde mensen.
 

Tussen de 'Vaders' bestonden ernstige meningsverschillen over welke boeken geïnspireerd waren; veel discussie en een overvloed aan haat. Veel van de boeken die nu als onecht worden beschouwd, werden door veel van de 'Vaders' als goddelijk gezien, en sommige die nu als geïnspireerd worden beschouwd, werden gezien als onecht. Veel van de vroege christenen en sommige 'Vaders' verwierpen het Evangelie van Johannes, de Brief aan de Hebreeën, Jacobus, Petrus en de Openbaring van Johannes. En aan de andere kant waren er velen die het Evangelie van de Joden, de Egyptenaren, de Prediking van Petrus, de Herder van Hermas, de Brief van Bar nabas, de Prediker van Hermas, de Openbaring van Petrus, de Openbaring van Paulus, de Brief van Clement, en het Evangelie van Nicodemus, als geïnspireerde boeken beschouwden, gelijk aan de allerbesten. Uit al deze boeken, en vele anderen, kozen de christenen de geïnspireerde exemplaren.
 

De mensen die de boeken selecteerden waren onwetend en bijgelovig. Zij geloofden standvastig in het wonderbaarlijke. Zij geloofden dat ziekten konden genezen door de gewaden en zakdoeken van de apostelen, en door de beenderen van de doden. Zij geloofden in de mythe van de Feniks, en dat de hyenals ieder jaar van geslacht veranderen.
 

Waren de mannen die gedurende vele eeuwen de boeken selecteerden, geïnspireerd? Waren zij – onwetend, dom en kwaadwillig – even goed gekwalificeerd om 'inspiratie' vast te kunnen stellen,  als de kenners van deze tijd? Zijn we gebonden aan hun oordeel? Hebben we niet het recht om voor onszelf te beslissen?
 

Erasmus, een van de leiders van de reformatie, verklaarde dat de Brief aan de Hebreeën niet door Paulus was geschreven, het hij weigerde te erkennen dat II en III Johannes, en de Openbaring, geïnspireerd waren. Luther deelde deze mening. Hij verklaarde dat Jacobus een evangelie van niks was, en ontkende de inspiratie van Openbaringen. Zwingli verwierp het boek Openbaringen, en zelfs Calvijn geloofde niet dat Paulus de schrijver was van Hebreeën.
 

De waarheid is dat de Protestanten het niet eens waren over welke boeken geïnspireerd waren, tot 1647 tijdens het Assemblee van Westminster.
Om te kunnen bewijzen dat een boek geïnspireerd is, moet je eerst het bestaan van God aantonen. Je moet tevens bewijzen dat deze God denkt, handelt, wensen heeft, en doelen stelt. Dat is ietwat moeilijk.
 

Een oneindig wezen is onmogelijk te bevatten. En als we zoiets niet kunnen bevatten, is het onmogelijk om te kunnen bepalen of alle feiten die we kennen het bestaan of niet-bestaan van zo'n wezen bewijzen.
 

God is een gok. Als het bestaan van God is erkend, hoe kunnen we dan bewijzen dat hij de schrijvers van de bijbelboeken inspireerde? Hoe kan iemand de inpiratie van een ander vaststellen? Hoe kan een geïnspireerd mens bewijzen dat hij geïnspireerd is? Hij kan hij zeker zijn van zichzelf, dat hij geïnspireerd is? Er is geen enkele manier om inspiratie te kunnen bewijzen. Het enige bewijs is het woord van een of andere man die het onmogelijk geweten kan hebben.
 

Wat is inspiratie? Gebruikte God mensen als instrumenten? Gebruikte hij hen om zijn gedachten op papier te zetten? Nam hij bezit van hun geest en vernietigde hij hun wilskracht? Of werden ze slechts gedeeltelijk bestuurt, zodat hun vergissingen, hun onwetendheid en hun vooroordelen zich vermengden met de wijsheid van God?
 

Hoe kunnen we de vergissingen van mensen onderscheiden van de gedachten van God? Kunnen we dat zonder zelf geïnspireerd te zijn? Als de oorspronkelijke schrijvers geïnspireerd waren, dan moeten de vertalers dat ook zijn geweest, evenals de mannen die ons de betekenis van de Bijbel uitleggen.
 

Hoe kan een mens zeker weten dat hij geïnspireerd is door een oneindig wezen? Maar over één ding kunnen we zeker zijn: Een geïnspireerd boek zou absoluut alle boeken die door ongeïnspireerde mensen zijn geschreven, moeten overtreffen. Het zou boven alles waar moeten zijn, vervuld van wijsheid, bloeiend in schoonheid – volmaakt.
 

Predikanten vragen zich af hoe idioot ik wel niet moet zijn om de Bijbel te bekritiseren.
 

Ik vertel hun dan: 'Dit boek, de Bijbel, heeft verstandige en wijze mensen vervolgd, zelfs tot de dood. Dit boek remde de menselijke vooruitgang, en bracht het zelfs tot stilstand. Dit boek vergiftigde de bronnen der kennis, en leidde de krachten der mensheid in de verkeerde richting.
 

Dit boek is de vijand van de vrijheid, de ondersteuning van de slavernij. Dit boek zaaide de kiemen van de haat in families en volkeren, voedde het vuur van de oorlog, en bracht de wereld in armoede en ellende. Dit boek is de borstwering van koningen en tirannen – van degenen die vrouwen en kinderen ketenen in de slavernij. Dit boek heeft parlementen en gerechtshoven gecorrumpeerd. Dit boek heeft colleges en universiteiten tot onderwijzers van onzin en haters van wetenschap gemaakt. Dit boek heeft het christendom vervuld van haatdragende, wrede, onwetende en oorlogvoerende sekten. Dit boek leerde mensen om hun medemensen te vermoorden in naam van religie. Dit boek vormde het fundament van de Inquisitie, inspireerde tot de vervaardiging van martelinstrumenten, bouwde de kerkers waarin goede en liefhebbende mensen wegteerden, smeedde de kettingen die in hun vlees sneden, en richtte het schavot op waar zij het leven lieten. Dit boek stapelde takkenbossen op rond de voeten van de rechtvaardigen. Dit boek dreef de rede uit het denken van miljoenen, en vulde de gekkenhuizen met krankzinnigen.
 

Dit boek heeft vaders en moeders aangezet tot het vergieten van het bloed van hun kinderen. Dit boek vormde het platform in de veilinghal waar de slavin-moeder stond toen ze verkocht werd, en gescheiden werd van haar kind. Dit boek was de wind in de zeilen van de slavenhandelaar, en maakte menselijk vlees tot handelwaar. Dit boek ontstak de vuren waarop 'heksen' en 'tovenaars' levend werden verbrand. Dit boek vervulde de duisternis met spoken en geesten, en de lichamen van mannen en vrouwen met duivels. Dit boek vergiftigde de zielen van mensen met het schandelijke dogma van de eeuwige foltering. Dit boek maakte goedgelovigheid tot de deugd der deugden, en onderzoek tot de grootste misdaad. Dit boek vervulde de volkeren met kluizenaars, monniken en nonnen – met de vromen en nietsnutten. Dit boek plaatste de onwetende en onreine heilige boven de filosoof en de filantroop. Dit boek leerde de mens om de vreugden van dit leven te verachten, opdat hij gelukkig kan zijn in het hiernamaals – om deze wereld te verderven, in naam van de wereld die komt.
 

Ik val dit boek aan omdat het de vijand is van de vrijheid – de grootste hindernis op de weg van de menselijke vooruitgang.
 

Laat ik de predikanten eens een vraag stellen: Hoe kunt u zo idioot zijn om dit boek te verdedigen?

 

XII. DE WARE BIJBEL

Duizenden jaren hebben mensen de ware Bijbel geschreven, en het werd geschreven van dag tot dag, en het zal nooit voltooid worden zolang de mensheid bestaat. Alle feiten die we weten, alle vastgelegde gebeurtenissen, alle ontdekkingen en uitvindingen, alle wonderbaarlijke machines waarvan de wielen en hefbomen lijken te leven, alle gedichten, de edelstenen van het brein, bloemen uit het hart, alle liederen vol liefde en vreugde, vervuld van lachen en tranen, de grote drama's uit de wereld der verbeelding, de wonderbaarlijke schilderijen, wonderen van vorm en kleur, van licht en schaduw, de verbazingwekkende marmeren beelden die lijken te leven en te ademen, de mysteriën die verteld worden door de rots en het licht der sterren, door het stof en het bloeien der bloemen, door regen en sneeuw, vorst en vlammen, door het kronkelen van de stroom en het zand van de woestijn, door bergketen en de golven der zee.
Alle wijsheid die het leven verlengt en veredelt, alles wat ziekten voorkomt of geneest, of de pijn verdrijft – alle rechtvaardige en goede wetten en regels die ons leven in goede banen leiden, alle gedachten die het vuur der liefde voeden, de muziek die transfigureert, in vervoering brengt, en het hart en het brein betovert, de wonderen die door menselijke handenarbeid tot stand is gebracht, de handige en ervaren handen van degenen die gewerkt hebben voor vrouw en kind, de geschiedenis van edelmoedige daden van dappere en verdienstelijke mensen, van trouwe echtgenotes, van oneindige moederliefde, van de strijd voor rechtvaardigheid, en het lijden voor de waarheid, van alle goede dingen die alle mannen en vrouwen van de wereld hebben gezegd en gedaan door de hele geschiedenis heen.
 

Deze kostbaarheden van het hart en het brein – deze vormen het Heilige Geschrift van het  mensdom.

 

Robert G. Ingersoll. 1894.

 

Overzicht van historische documenten

 

Lees ook:

Ingersoll's redevoering tegen de slavernij uit 1867
'De Joden'  Een aanklacht tegen het christelijke antisemitisme, door Robert G. Ingersoll (1833-1899)
'Waarom ik een agnost ben' door Robert G. Ingersoll. (1896)
Waarom ik geen christen ben door Bertrand Russell. (1872-1970)
Als je in God gelooft, is alles geoorloofd!
De rehabilitatie van Lucifer
Van het christelijke bijgeloof naar het licht van de rede!

 

Forumdiscussie over dit onderwerp.